Naar boven ↑

Update

Nummer 36, 2025
Uitspraken van 28 augustus 2025 tot 3 september 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. R. van Hemert, mr. P.H. de Jongh, mr. C.P. Kuijer, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. V. Twilt, mr. R.R.T. van de Ven en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Ktr.: zieke werknemers bouwen de gehele ziekteperiode volledige vakantie-uren op ongeacht of zij arbeid verrichten en ongeacht of zij recht hebben op loon
In AR 2025-1064 oordeelt de kantonrechter dat  op grond van artikel 7:634 lid 1 BW vakantiedagen alleen worden opgebouwd over de arbeidsduur waarover de werknemer loon ontvangt. Werknemer had na einde wachttijd, per 1 maart 2024, geen aanspraak meer op loon. Dit zou betekenen dat hij, gelet op het bepaalde in artikel 7:634 BW, geen vakantiedagen meer heeft opgebouwd over de periode na 29 februari 2024. In de literatuur is echter terecht opgemerkt dat dit wetsartikel in strijd is met artikel 7 lid 1 Richtlijn 2003/88/EG en met rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). Hoewel richtlijnconforme uitleg in dit geval contra legem zou zijn, wat de rechter niet is toegestaan, biedt artikel 31 lid 2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest)  uitkomst. In dit artikel is immers ook het recht op vakantie neergelegd. Het HvJ EU heeft in het Max Planck-arrest verduidelijkt dat artikel 31 lid 2 Handvest kan worden ingeroepen in een geschil tussen particulieren. Verder heeft het HvJ EU geoordeeld dat, ingeval een nationale regeling niet op een zodanige manier kan worden uitgelegd dat zij verenigbaar is met artikel 31 lid 2 Handvest, het aan de rechter is om binnen het kader van zijn bevoegdheden de rechtsbescherming te verzekeren die voortvloeit uit die bepaling en de volle werking daarvan te waarborgen door, zo nodig, de nationale regeling die daarmee strijdig is buiten toepassing te laten. Zieke werknemers bouwen de gehele ziekteperiode, en niet alleen de eerste twee jaren, volledig vakantie-uren op, ongeacht of zij arbeid verrichten en ongeacht of zij recht hebben op loon. Toepassing van het hiervoor besproken juridisch kader leidt hier tot het oordeel dat artikel 7:634 BW buiten toepassing moet worden gelaten.

Ktr.: Ontslag op staande voet half jaar na incident (excessief alcoholgebruik tijdens werktijd) door COA-medewerker tijdens uitje naar Toverland, onverwijld en rechtsgeldig verleend
In AR 2025-1098 komt een aantal vraagstukken rondom ontslag op staande voet samen. Een medewerker wordt een half jaar na een uitje naar Toverland op staande voet ontslagen wegens excessief alcoholgebruik. Over de onverwijldheid overweegt de kantonrechter dat de leidinggevende pas in januari 2025 op de hoogte werd gesteld van dit incident door een collega. Dat anderen binnen het team dit al vlak na het uitje wisten, doet niet af aan het feit dat de leidinggevende pas laat op de hoogte is gekomen van het voorval. Dat een andere collega die ook alcohol heeft genuttigd (maar één glas) geen of een lichtere sanctie heeft gekregen, maakt niet dat het ontslag jegens werknemer geen stand kan houden. Zeven à acht glazen alcohol gedurende de hele dag, met uitlatingen naar derden toe over het COA, is van een andere orde dan ‘ook een drankje’ doen. Dat sprake is van een ‘first offender’ doet evenmin aan de ernst van de gedraging af.

Ktr.: tekenbonus voor ouderen en aftopping van ontslagvergoeding van ouderen niet in strijd met WGBL
In AR 2025-1092 en AR 2025-1093 staat de ontslagregeling (sociaal plan) van VDL centraal. In de eerste zaak was de vraag aan de orde of de tekenbonus alleen voor werknemers vier jaar of korter verwijderd van pensioen een verboden onderscheid op grond van leeftijd maakte, terwijl in de tweede zaak de aftoppingsregeling van de ontslagvergoeding tot pensioenleeftijd aan diezelfde WGBL werd getoetst. In beide gevallen oordeelde de rechter dat weliswaar een onderscheid naar leeftijd werd gemaakt, maar dat hiervoor een legitiem doel dat passend en noodzakelijk werd geoordeeld aanwezig was.

Ktr.: intrekken verblijfsvergunning arbeidsmigrant door IND te wijten aan werkgever die te weinig (minder dan IND-normbedrag) betaalt
In AR 2025-1086 oordeelt de kantonrechter dat een uitzendbureau een werknemer niet op staande voet mag ontslaan wegens het intrekken van de verblijfsvergunning door de IND. Deze intrekking is het gevolg van het niet doen van loonbetalingen door het uitzendbureau en daarmee aan hem verwijtbaar. Werkgever wordt veroordeeld de gefixeerde schadevergoeding over de resterende duur van het contract te betalen. Dit heeft tot gevolg dat werkgever over de periode van 1 april 2024 tot en met 31 december 2024 het aan de IND opgegeven salaris van € 4.000 moet betalen. Met ingang van 1 januari 2025 is het normbedrag voor een kennismigrant verhoogd naar € 4.171. Aangezien er vanwege het ontslag op staande voet geen nieuwe afspraken zijn gemaakt, zal dit normbedrag tot uitgangspunt worden genomen en worden toegewezen over de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 maart 2025.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, dan kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank