Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 19 augustus 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1542
Feiten
Vervolg op AR 2025-0329. In dat tussenarrest heeft het hof de incidentele grieven van Aon verworpen en in het principale hoger beroep geoordeeld dat Aon onvoldoende heeft onderbouwd dat haar belang bij het wijzigen van de arbeidsvoorwaarde pensioen, ten opzichte van het belang van werknemers bij ongewijzigde instandhouding van die arbeidsvoorwaarde, zodanig zwaarwichtig is dat het belang van werknemers op gronden van redelijkheid en billijkheid moet wijken voor het belang van Aon. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat toewijzing van de primaire vorderingen van werknemers niet in de rede ligt, nu partijen het erover eens zijn dat het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk zal zijn een verzekeraar te vinden die bereid is met terugwerkende kracht uitvoering van de middelloonregeling te herstellen, en bovendien de Wet toekomst pensioenen (hierna: WTP) voorschrijft dat pensioenregelingen waarin nog actieve opbouw plaatsvindt op termijn bij tussentijdse wijzigingen moeten worden omgebouwd naar beschikbarepremieregelingen met een vlakke premie van maximaal 30% van de pensioengrondslag (exclusief compensatiepremie). Vervangende schadevergoeding is daarom aangewezen voor zover komt vast te staan dat de (waarde van de) Aon-pensioenregeling niet hoger/beter of vergelijkbaar is met de (waarde van de) Aegon-pensioenregeling.
Hof komt niet terug op oordeel over ontbreken zwaarwichtig belang bij tussenarrest
Aon heeft gevraagd terug te komen op het oordeel over de zwaarwichtigheid. Daarover oordeelt het hof als volgt. Het hof stelt voorop dat een goede procesorde met zich brengt dat het hof in beginsel gebonden is aan de in het tussenvonnis uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing dat Aon de pensioenregeling per 1 januari 2021 niet eenzijdig heeft mogen wijzigen. Dit geschilpunt geldt als afgedaan, en kan in beginsel alleen worden bestreden door een beroep in cassatie. Dit is slechts anders indien bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat het hof aan deze eindbeslissing gebonden zou zijn. Dit is onder meer het geval indien de betreffende eindbeslissing het gevolg is van een evidente feitelijke of juridische misslag.
Schadeberekening volgens uniforme rekenmethodiek (URM)
Op basis van alles wat hiervoor de revue passeerde, verwacht het hof dat de individuele compensatie (schadevergoeding) voor werknemers voor ieder scenario zo kan worden berekend dat, na (fictieve) jaarlijkse toevoeging van 6% eigen bijdrage en een procentuele toeslag op de leeftijdsafhankelijke premie aan de Aon-beleggingsverzekering, het berekende pensioenbedrag voor de Aon-pensioenregeling (rekening houdend met de van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 opgebouwde pensioenaanspraken in de Aegon-pensioenregeling) in ieder van de scenario’s gelijk is aan het berekende pensioenbedrag voor de Aegon-pensioenregeling (ook rekening houdend met de van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 opgebouwde pensioenaanspraken in die pensioenregeling). Voor de periode van 1 januari 2021 tot de datum waarop de berekeningen zijn gemaakt (of eerdere datum uitdiensttreding) wordt vervolgens de toeslag op de leeftijdsafhankelijke premie vervangen door een bedrag ineens per 1 januari 2021, nog te verhogen met de wettelijke rente als gevorderd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal voor de begroting van de vervangende schadevergoeding de uniforme rekenmethodiek (URM, artikelen 14a tot en met 14j Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, hierna: Regeling Pw) worden gebruikt. Het hof verzoekt Aon binnen negen weken een akte te nemen met de beoogde berekeningen en een eventuele toelichting en voorzien van een verklaring van een externe actuaris. Binnen 4 weken daarna kunnen werknemer c.s. een akte nemen om te reageren op de akte van Aon. Het hof is voornemens na ontvangst van beide aktes een (meervoudige) mondelinge behandeling te gelasten waarop de uitkomsten met partijen zullen worden besproken, tenzij partijen in hun aktes hebben aangegeven af te zien van een mondelinge behandeling. In dat geval volgt zo spoedig mogelijk een (eind)arrest.