Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/GVB Exploitatie B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6274
Handelen Gemeentelijk Vervoersbedrijf richting werkneemster in het geval van stalking door een (ex-)collega en het niet voldoen aan zijn re-integratieverplichtingen. Billijke vergoeding.

Feiten

Werkneemster is per 18 november 2004 als buschauffeuse in dienst getreden bij GVB Exploitatie B.V.  (hierna: GVB) voor 36 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao GVB van toepassing. Werkneemster heeft vanaf eind 2016 tot medio 2017 een liefdesrelatie gehad met een collega die  tot januari 2018 via een uitzendbureau bij GVB heeft gewerkt. Het Communicatie Centrum Vervoer (hierna CCV) is de centrale verkeersleiding van GVB. Zij handelt onder meer incidenten, storingen, calamiteiten en evenementen af. Werkneemster heeft vanaf juli 2017 en in 2018 meerdere keren bij CCV melding gemaakt van stalking en bedreiging c.q. fysiek geweld door de desbetreffende collega op GVB-terrein of tijdens de dienstritten op de bus. Het GVB heeft werkneemster geen algeheel verbod opgelegd om nieuwe meldingen bij CCV te doen. In april 2024 doet zij weer een melding bij haar leidinggevende. De leidinggevende beschouwt de stalking als een zaak die in de privésfeer ligt. Werkneemster meldt zich op verschillende momenten ziek. In het kader van de re-integratie is werkneemster in december 2019 opgedragen om in plaats van busdiensten voortaan werkzaamheden als tramconductrice uit te voeren. In februari 2020 heeft het UWV een deskundigenoordeel afgegeven waaruit blijkt dat werken op de tram geen passend werk was en ook dat zij niet geschikt was voor haar eigen functie. In april 2020 heeft het UWV een deskundigenoordeel afgegeven: GVB heeft onvoldoende meegewerkt aan de re-integratie. Eind juni 2020 heeft het UWV een WGA-uitkering toegekend per einde wachttijd. Werkneemster is in dienst gebleven bij GVB. Zij bleef haar eigen werk als buschauffeuse in beperkte vorm uitvoeren met een aangepast rooster. In mei 2023 heeft GVB werkneemster, na verzet en uitvoerige discussie daarover, medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst door GVB eenzijdig is aangepast vanwege de beperkte inzetbaarheid, naar 18 uur per week. Werkneemster ontving een gedeeltelijke transitievergoeding. Werkneemster valt opnieuw volledig uit. Na medisch onderzoek blijkt dat er een post-traumatische stressstoornis (PTSS) wordt geconstateerd, en dat deze ziekte is veroorzaakt door de stalking. De PTSS is als beroepsziekte aangemerkt. Het GVB erkent dat de arbeidsongeschiktheid is aan te merken als ‘arbeidsongeschiktheid tijdens en door het werk’ als bedoeld in de cao GVB. Dit had tot gevolg dat werkneemster met terugwerkende kracht recht kreeg op volledige loondoorbetaling, en na einde dienstverband aanspraak maakte op een aanvullende uitkering tot 95% van het laatste (pensioengevende) jaarinkomen. Ook kan zij premievrij pensioen opbouwen. Het GVB heeft in december 2024, na verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 februari 2025 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en een transitievergoeding betaald. Werkneemster heeft het GVB op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk gesteld voor de letselschade. Vooruitlopend op overleg over een minnelijke regeling heeft de verzekeraar een voorschot op smartengeld betaald. Werkneemster verzoekt de kantonrechter om een billijke vergoeding toe te kennen ad € 275.000 omdat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van het GVB.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster recht heeft op een billijke vergoeding, omdat (a) voldoende aannemelijk is dat de meldingen betrekking hadden op het bedreigen/lastig vallen in de GVB-garage en andere locaties op GVB-terrein, (b)het  GVB de mogelijkheid had om de desbetreffende collega aan te spreken op onwenselijk gedrag maar dat ten onrechte niet heeft gedaan, (c) het GVB bij latere meldingen zich ten onrechte passief heeft opgesteld,(d) het GVB werkneemster had moeten ondersteunen bij het doen van aangifte bij de politie, (e) het GVB ten onrechte geen onderzoek naar de meldingen heeft gedaan, (f) werkneemster onvoldoende hulp van het GVB heeft gekregen bij haar re-integratie, (g) het  GVB nagelaten heeft in spoor 1 andere mogelijkheden dan het eigen werk beter te onderzoeken en (h) het GVB als eigenrisicodrager na einde wachttijd het loon doorbetaalde, conform de cao, waarbij er periodiek correcties op de loonstroken plaatsvonden. Het gebrek aan ondersteuning dat het GVB valt te verwijten in de tijd dat werkneemster werd gestalkt, in combinatie met de gewijzigde aanpak van de re-integratie in strijd met het medisch advies, de onvoldoende inspanningen op het gebied van re-integratie in de periode daarna, en het gebrek aan tijdige ondersteuning bij het begrijpelijk maken van de loonstroken, alles in onderling verband beschouwd, leiden tot de conclusie dat het GVB ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter kent een billijke vergoeding toe van € 45.000 bruto.