Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2008 in dienst getreden bij NS. Op zaterdag 16 maart 2024 rond 00:30 uur heeft een geweldsincident plaatsgevonden op perron X. Daarbij waren twee reizigers en twee conducteurs betrokken. Werknemer heeft uit zijn jaszak een stroomstootwapen gehaald en het vervolgens in de lucht geactiveerd. Na afloop van het incident is werknemer aangehouden door de politie. Werknemer heeft een strafbeschikking geaccepteerd voor het voorhanden hebben van een elektrisch stroomstootwapen. Naar aanleiding van het incident is er een intern onderzoek verricht. Verder heeft NS op 20 maart 2024 een gesprek met werknemer gehad. Naar aanleiding van de bevindingen hebben de onderzoekers onder meer het volgende geconcludeerd: “De heer werknemer heeft verklaard dat het apparaatje toevallig nog in zijn uniformjaszak zat. Hij heeft verklaard dat hij niet wist tijdens de dienst dat het wapen in zijn zak zat en erop stuitte toen hij in zijn zakken ging voelen op het moment dat hij de situatie bedreigend vond. Gezien de omvang van het apparaat en zijn verklaring dat zijn noksleutel, die hij gebruikt tijdens zijn dienst, ook in die jaszak zat, achten de onderzoekers dit niet aannemelijk.” Op 19 maart 2024 heeft NS werknemer op non-actief gesteld, onder doorbetaling van loon. Na het afronden van het interne onderzoek heeft werknemer een officiële waarschuwing gegeven, die per brief is bevestigd. Tijdens een gesprek op 9 april 2024 heeft werknemer gezegd dat zijn verklaring en het gesprek zoals deze zijn opgenomen in het eerste onderzoeksrapport van maart 2024 met betrekking tot de herkomst van het stroomstootwapen onjuist zijn. Een paar weken na de officiële waarschuwing heeft NS het onderzoek heropend naar werknemer en op 17 april 2024 is een tweede versie van het rapport opgesteld, omdat er een nieuwe getuige naar voren zou zijn gekomen. Die nieuwe getuige heeft o.a. verklaard dat hij al langer wist dat werknemer een taser bij zich had. In het tweede onderzoekrapport is o.a. geconcludeerd dat de onderzoekers het aannemelijk achten dat werknemer een wapen bij zich had en dat hij het wapen vaker tijdens de dienst bij zich had. Er hebben vervolgens nog gesprekken tussen NS en werknemer plaatsgevonden. NS verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op de e-grond, subsidiair op de g-grond.
Oordeel
Tussen partijen staat niet meer ter discussie dat werknemer aanvankelijk niet de waarheid heeft verteld over de herkomst van het stroomstootwapen. De kantonrechter oordeelt echter dat niet met de benodigde redelijke en voldoende mate van zekerheid kan worden gezegd dat werknemer bewust en voor een langere periode een verboden stroomstootwapen met zich heeft gedragen tijdens meerdere diensten, en daarmee dus (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld zodanig dat van NS in redelijkheid niet meer kan worden gevraagd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Dat geldt evenzeer zo voor het bewust in strijd met de waarheid verklaren tijdens het eerste interne onderzoek wat dus samenhangt met het bewust en voor een langere periode met zich dragen van een verboden stroomstootwapen tijdens het werk. Dit brengt mee dat op dit moment de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op de e-grond wordt ontbonden. NS zal in de gelegenheid worden gesteld om (nader) bewijs te leveren. Indien komt vast te staan dat werknemer bewust en voor een langere periode een verboden stroomstootwapen bij zich heeft gedragen tijdens diensten en dat hij daarover bewust tijdens het interne onderzoek niet de waarheid heeft verklaard, dan levert dit naar het oordeel van de kantonrechter een voldragen e-grond op (verwijtbaar handelen of nalaten) en dan zal het leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In dat geval is er ook sprake van ernstig verwijtbaar handelen, zodat werknemer geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding. Ook zal er geen rekening worden gehouden met een opzegtermijn.