Naar boven ↑

Update

Nummer 25, 2025
Uitspraken van 12 juni 2025 tot 18 juni 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. R. van Hemert, mr. P.H. de Jongh, mr. C.P. Kuijer, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. V. Twilt, mr. R.R.T. van de Ven en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bigaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Wel of niet controversieel?
Later vandaag wordt de zogenoemde ‘groslijst vaste commissie SZW’ besproken. De agenda is hier te raadplegen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: Unierecht verzet zich niet tegen (COVID-)vaccinatieplicht voor werknemers
In AR 2025-727 oordeelt het Hof van Justitie EU dat noch de gezond en veilig werken-richtlijn noch de richtlijn blootstelling aan biologische agentia zich verzetten tegen een vaccinatieplicht. De richtlijnen regelen in de kern (verzwaarde) RI&E verplichtingen en in het laatste geval een vaccinatieaanbod. Dit laat onverlet dat in het kader van gezond en veilig werken de werkgever ‘meer bescherming’ mag bieden middels een vaccinatieplicht. De richtlijnen verzetten zich hier niet tegen. Het beroep op het Handvest Grondrechten EU en in het bijzonder het daarin opgenomen recht van lichamelijke integriteit vindt geen toepassing, omdat het Handvest enkel bij de toepassing van Unierecht een rol kan spelen. In dit geval is van dit Unierecht geen sprake.

Hof: GGZ-werkgever niet aansprakelijk voor geweldsincident waarbij werknemer door een patiënt met een vork in zijn gezicht, hoofd, schouder en armen is gestoken
In AR 2025-715 oordeelt het hof dat hoewel de werkgever diverse zorgplichten heeft geschonden (zoals het niet aanleren van zelfverdedigingstechnieken), in casu de zorgplichtschending niet in causaal verband staat met de schade. De aanval van patiënt D. op werknemer was onverwacht en plotseling. Er was sprake van een onverhoedse aanval met grote snelheid en kracht. Zelfs als werkgever alle maatregelen had getroffen die naar het oordeel van het hof noodzakelijk zijn bij het werken met risico op agressiegevaar, had dit geweldsincident niet voorkomen kunnen worden en/of de schadelijke gevolgen daarvan zouden niet minder ernstig zijn geweest. Van een aanvullende verzekeringsplicht op grond van artikel 7:611 BW is geen sprake.

Ktr.: 50% billijke vergoeding wegens handhaving concurrentiebeding
In AR 2025-722 oordeelt de kantonrechter dat werknemer gedeeltelijk een billijke vergoeding toekomt gedurende de periode dat het concurrentiebeding werd gehandhaafd. De kantonrechter stelt de hoogte van de billijke vergoeding vast op 50% van het functieloon.

Ktr.: uitzendbeding is niet in strijd met UitzendrichtlijnWerknemer stelt zich in AR 2025-711 op het standpunt dat het uitzendbeding nietig is, omdat artikel 7:691 lid 2 BW in strijd is met de Uitzendrichtlijn. De beëindiging van het werk op initiatief van de inlener leidt volgens hem namelijk tot ongelijke behandeling van uitzendkrachten in vergelijking met werknemers die rechtstreeks bij de inlener in dienst zijn. Deze laatste groep geniet betere ontslagbescherming, omdat ten aanzien van hen geen uitzendbeding kan worden overeengekomen. De uitzendkracht beschikt dan dus niet over dezelfde essentiële arbeidsvoorwaarden als de werknemer die rechtstreeks in dienst is bij de inlener, aldus steeds werknemer, die in dit kader verwijst naar de literatuur. De kantonrechter volgt werknemer niet in zijn standpunt. Hoewel sommigen in de literatuur iets anders pretenderen, voert werkgeefster terecht aan dat de huidige stand van de jurisprudentie is dat het uitzendbeding nog steeds rechtsgeldig is (vgl. AR 2023-0363). De kantonrechter concludeert dat het uitzendbeding niet nietig is.

Ktr.: schorsing directeur gerechtvaardigd na anonieme melding onveilige werkomgeving
In AR 2025-716 oordeelt de kantonrechter over de wedertewerkstelling van een geschorste directeur naar aanleiding van meldingen over een onveilige werkomgeving. De directeur vordert de wedertewerkstelling nadat de werkgever een vacature heeft geplaatst voor een ‘interim directeur’ voor de duur van twaalf maanden. Hieruit leidt werknemer af dat de werkgever voorsorteert op geen terugkeer van werknemer. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de onrust in de organisatie en het nog lopende persoonsgericht onderzoek naar werknemer werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet wenselijk is dat werknemer nu al terugkeert naar de werkvloer. Een goed werkgever moet immers ook reageren op signalen dat sprake is van een onveilige werkomgeving. Eerst zal dus de uitkomst van het persoonsgericht onderzoek moeten worden afgewacht. 

Ktr.: uitspraak kantonrechter na prejudiciële beslissing van de Hoge Raad over het niet compenseren van zwangerschaps- en bevallingsverlof in geval van samenloop met ‘overige dagen’ in de zin van artikel 8.1 lid 10 Cao MBO
In AR 2025-713 oordeelt de kantonrechter dat de regeling van artikel 8.1 lid 10 van de Cao MBO in strijd is met artikel 7:646 lid 1 BW en artikel 5 lid 1 sub e Awgb. Het compensatierecht dat in genoemde bepaling 8.1 lid 10 van de Cao MBO besloten ligt, dient te worden uitgebreid, zodat ongelijke behandeling wordt voorkomen. De door werkneemster gevorderde veroordeling tot toekenning van de verlofaanspraken over de dertien overige dagen wordt toegewezen. De stelling van Albeda dat haar werkjaar niet uit 260 dagen, maar uit 230 dagen bestond (200 werkdagen en 30 vakantiedagen) wordt niet gevolgd. De stelling dat bedoelde 30 overige dagen ‘buiten de arbeidsovereenkomst liggen’ heeft Albeda niet eerder ingenomen in deze procedure. 

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, dan kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank