Rechtspraak
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 juli 2005 in dienst bij GGNet. In het kader van zijn opleiding tot verpleegkundige is hij vanaf maart 2016 werkzaam op de gesloten afdeling Acute Zorg, waar patiënten verblijven met ernstige gedragsproblemen met psychiatrische oorzaak. Op 26 maart 2016 vindt op de afdeling een geweldsincident plaats, waarbij werknemer door een patiënt met een vork in zijn gezicht, hoofd, schouder en armen wordt gestoken. GGNet en werknemer bereiken – na een periode van overleg – overeenstemming over beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden met ingang van 1 maart 2018 en leggen de afspraken vast in een door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst gedateerd 8 november 2017. Onderdeel van die vaststellingsovereenkomst is een finale kwijtingbepaling. De advocaat van werknemer stelt GGNet in haar brief van 10 maart 2020 aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Werknemer heeft in een deelgeschilprocedure een verklaring voor recht gevorderd dat het finale kwijtingsbeding in de vaststellingsovereenkomst geen betrekking heeft op de letselschade en dat GGNet aansprakelijk is voor de door hem geleden schade en gehouden is de schade te vergoeden. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, omdat het ervoor moet worden gehouden dat de door werknemer gestelde schade ook zou zijn ontstaan als GGNet haar zorgplicht zou zijn nagekomen. Werknemer heeft een bodemprocedure gestart, met dezelfde vorderingen. Die procedure ligt stil in afwachting van de uitkomst van dit hoger beroep.
Oordeel
Finale kwijtingbeding
GGNet had de verplichting om werknemer op de consequenties van het kwijtingsbeding te wijzen. Het feit dat zij dat niet heeft gedaan leidt, alle omstandigheden in ogenschouw nemende, tot het oordeel dat de finale kwijting niet ziet op de letselschadevorderingen die nu bij het hof voorliggen. Dat aan het tekenen van de vaststellingsovereenkomst een lang onderhandelingsproces is voorafgegaan en de reden voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst was gelegen in de kwestie van het geweldsincident, noopt niet tot een ander oordeel omdat niet is gebleken dat (de juridische context van) de nu voorliggende letselschadevorderingen deel (heeft/) hebben uitgemaakt van dat onderhandelingsproces.
Werkgeversaansprakelijkheid
Vast staat dat werknemer schade heeft geleden terwijl hij aan het werk was voor GGNet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat GGNet in beginsel haar zorgplicht heeft geschonden door haar werknemers geen trainingen aan te bieden waarbij zij zelfverdedigingstechnieken kunnen aanleren. Het hof is het met de kantonrechter eens dat GGNet haar zorgplicht heeft geschonden. Het hof is van oordeel dat van een werkgever zoals GGNet, waar gewerkt wordt met patiënten met onberekenbaar gedrag, niet alleen kan worden verwacht dat zij algemene maatregelen tot beveiliging van de werknemers tegen de gevaren van hun dagelijkse omgang met deze patiënten treft. Daarnaast kan ook van haar worden verwacht dat zij specifieke maatregelen neemt en instructies geeft als het om de bescherming van werknemers tegen risico’s op onberekenbaar gedrag van specifieke patiënten gaat. GGNet heeft dat onvoldoende gedaan en daarmee niet aan de op haar rustende zorgplicht voldaan. Vervolgens ligt de vraag voor of en zo ja wat GGNet had kunnen doen om het geweldsincident en de schade van werknemer te voorkomen. Het hof oordeelt dat de zorgplichtschending van GGNet in dit geval niet in causaal verband staat tot de ondervonden schade. De aanval van patiënt D. op werknemer was onverwacht en plotseling. Er was sprake van een onverhoedse aanval met grote snelheid en kracht. Zelfs als GGNet alle maatregelen had getroffen die naar oordeel van het hof noodzakelijk zijn bij het werken met risico op agressiegevaar, had dit geweldsincident niet voorkomen worden en/of de schadelijke gevolgen daarvan zouden niet minder ernstig zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat de vorderingen van werknemer op grond van artikel 7:658 BW niet toewijsbaar zijn.
Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW
Zoals werknemer zelf ook betoogt heeft de Hoge Raad tot dusver alleen een verzekeringsplicht aangenomen voor arbeidsgerelateerde verkeersongevallen. Werknemer stelt echter dat in deze specifieke zaak ook aanleiding bestaat om een verzekeringsplicht aan te nemen gezien de aan het werk verbonden bijzondere risico’s op schade, dit om tot een betere bescherming van werknemers te komen. Het hof volgt werknemer daarin niet. De Hoge Raad heeft op 11 november 2011 uitdrukkelijk overwogen dat de uit goed werkgeverschap voortvloeiende verzekeringsverplichting beperkt is tot verkeersongevallen, dat een meer algemene verzekeringsplicht in strijd is met de strekking van artikel 7:658 BW, dat het de taak van de wetgever is daarin te voorzien en dat het – mede met het oog op rechtszekerheid en hanteerbaarheid van het recht – de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat hier anders over te oordelen. Het hof ziet geen grond en/of aanleiding van dit oordeel van de Hoge Raad af te wijken.