Naar boven ↑

Rechtspraak

Amspec Belgium B.V./werknemer & Camin Cargo Control NWE B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 mei 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:6905
Toepassing van Belgisch recht. Partijen hebben met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst beëindigd en elkaar finale kwijting verleend, zodat de vordering van werkgever tot naleving van (onder meer) het concurrentiebeding wordt afgewezen.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 2023 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Amspec als Accountmanager. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding, een relatie- en wervingsbeding, alsmede een beding inzake oneerlijke concurrentie. Per 31 oktober 2024 is de arbeidsovereenkomst van werknemer met wederzijds goedvinden beëindigd. Werknemer is nadien op 1 oktober 2024 in dienst getreden bij Camin Cargo als Custom Service Coördinator. Amspec stelt dat zij hiervan op de hoogte is geraakt door een bijdrage op LinkedIn van werknemer. Uit deze bijdrage blijkt dat werknemer Camin Cargo zal vertegenwoordigen op een internationaal evenement. Volgens Amspec kan hieruit worden opgemaakt dat werknemer bij Camin Cargo een functie vervult die vergelijkbaar is met zijn voormalige functie bij Amspec. Amspec is daarom van mening dat werknemer in strijd handelt met het concurrentiebeding, het relatiebeding, het wervingsbeding en het beding inzake oneerlijke concurrentie. Amspec vordert in deze kortgedingprocedure dat zowel werknemer als Camin Cargo worden veroordeeld tot naleving van deze bedingen op straffe van een dwangsom.

Oordeel

Toepasselijk recht

De kantonrechter zal eerst onderzoeken of hij bevoegd is om dit geschil te beoordelen, en zo ja, welk recht daarbij van toepassing is. De zaak heeft namelijk een internationaal karakter, nu werknemer woonachtig is in Nederland, Camin Cargo gevestigd is in Nederland en Amspec gevestigd is in België. Aangezien werknemer woonplaats heeft in Rozenburg, is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van dit geschil. De overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. Blijkens de door partijen gesloten arbeidsovereenkomst is dat Belgisch recht. Op grond van de Rome I-Verordening mag de keuze die partijen voor Belgisch recht hebben gemaakt, er niet toe leiden dat werknemer de bescherming verliest die hij zou hebben op grond van het (dwingend) recht dat van toepassing zou zijn bij gebreke van een rechtskeuze. In beginsel is het recht van toepassing van het land waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Uit de arbeidsovereenkomst tussen Amspec en werknemer blijkt dat de werkzaamheden werden verricht in Antwerpen en omstreken. Daarom is Belgisch recht van toepassing tenzij de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land. Dat daarvan sprake is, is niet gebleken. De conclusie is dat werknemer door de rechtskeuze voor Belgisch recht geen bescherming verliest. Belgisch recht is van toepassing. 

Afstand van recht

De beëindigingsovereenkomst kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders worden uitgelegd dan dat partijen een finale regeling hebben getroffen, waarbij partijen afspraken hebben gemaakt over beëindiging van de arbeidsovereenkomst, betaling van de eindafrekening, het overnemen van de leasefiets door werknemer en inlevering van de bedrijfseigendommen van Amspec. Gezien de formulering van de beëindigingsovereenkomst moet worden aangenomen dat partijen elkaar voor het overige finale kwijting hebben verleend en dat Amspec afstand heeft gedaan van haar rechten voortvloeiend uit de in de arbeidsovereenkomst opgenomen postcontractuele bedingen. In het geval Amspec het voornemen had om werknemer aan het concurrentiebeding te houden, had het voor de hand gelegen dat zij dat voorbehoud ook had opgenomen in de beëindigingsovereenkomst en daarbij ook had vermeld dat werknemer recht had op de forfaitaire vergoeding. Aangenomen moet worden dat Amspec met de gekozen formulering afstand heeft gedaan van het concurrentiebeding. Op basis van de door werknemer genoemde uitspraak van het Arbeidshof Brussel van 27 juni 2018 kan de werkgever ook onmiddellijk bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst afzien van naleving van het concurrentiebeding, hetgeen in dit geval gebeurd is. Zo er al onduidelijkheid zou bestaan over de uitleg van de finale kwijtingsbepaling in de beëindigingsovereenkomst, dient die bepaling uitgelegd te worden in het nadeel van Amspec aangezien zij degene is geweest die de bepaling heeft geformuleerd en de beëindigingsovereenkomst heeft opgesteld. De kantonrechter is verder ook van oordeel dat Amspec ook afstand heeft gedaan van het recht om zich na beëindiging van de arbeidsovereenkomst te beroepen op het relatiebeding, wervingsbeding en het beding inzake oneerlijke concurrentie. 

  • Rechters: W.J.J. Wetzels
  • Advocaten: I.N. Veerkamp en Y. Degrande
  • Wetsartikelen: Rome I Verordening
  • Onderwerpen: Toepasselijk recht
  • Trefwoorden: kort geding, Belgisch recht, Rome I Verordening, toepasselijk recht, concurrentiebeding, relatiebeding, wervingsbeding, beding inzake oneerlijke concurrentie, wederzijds goedvinden, finale kwijting, afstand van recht en beëindigingsovereenkomst