Naar boven ↑

Rechtspraak

Federatie Nederlandse Vakbeweging/gedaagde
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 4 juni 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:3204
De vorderingen van FNV worden afgewezen. Gedaagde is gerechtigd werknemers te verplichten het spaarurenmodel in te zetten bij onwerkbaar weer.

Feiten

In het tussenvonnis van 3 januari 2024 heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna: FNV) een verklaring voor recht gevorderd dat het besluit van gedaagde om werknemers te verplichten om gebruik te maken van het spaarurenmodel in strijd is met de cao, dat het spaarurenmodel van de cao niet kwalificeert als een regeling onwerkbaar weer en dat het spaarurenmodel niet mag worden ingezet in geval van onwerkbaar weer. Ook vordert FNV een veroordeling van gedaagde tot het terugboeken van afgeschreven spaaruren in verband met vorstdagen en onvoldoende werk en gedaagde te verbieden om het spaarurenmodel van de cao in te zetten als een regeling onwerkbaar weer.

Oordeel

De rechtbank oordeelt als volgt. De gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van gedaagde om in de periode van 5 tot en met 7 januari 2022 gebruik te maken van het spaarurenmodel in strijd was met het spaarurenmodel in de cao, wordt afgewezen. Bij een collectieve sluiting mogen geen spaaruren worden ingezet. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat zij van 5 tot en met 7 januari 2022 collectief gesloten was, dan wel dat feitelijk sprake was van een collectieve sluiting, door te stellen dat het grootste deel van de werknemers wilde werken en ook daadwerkelijk heeft gewerkt. De door FNV gevorderde verklaring voor recht dat het spaarurenmodel niet kwalificeert als een regeling onwerkbaar weer wordt afgewezen. FNV heeft niet gesteld welk afzonderlijk belang zij heeft, mede omdat gedaagde in haar conclusie van antwoord stelt dat het spaarurenmodel niet kwalificeert als een regeling onwerkbaar weer. Gedaagde voert ten aanzien van de stelling van FNV dat het spaarurenmodel niet mag worden ingezet in geval van onwerkbaar weer, als verweer aan dat FNV haar recht heeft verwerkt om te ageren, omdat zij inmiddels een nieuwe cao is overeengekomen, zonder daarbij de inzet van spaaruren uit te sluiten. Gedaagde beroept zich op de klachtplicht. FNV betwist te hebben stilgezeten, waarbij zij aanvoert de klachtplicht te hebben doorbroken/gestuit door in februari 2022 een brief te sturen. De rechtbank overweegt dat hoewel FNV heeft ingestemd met een nieuwe cao, de derde vordering zich niet richt tegen het bestaan van de bepaling, maar tegen de wijze waarop die wordt uitgelegd en toegepast. FNV mag als cao-afsluitende partij tegen een bepaalde uitleg van een bepaling in de cao ageren. Ook volgt uit de correspondentie dat FNV meerdere keren tegen de uitleg die gedaagde aan de bepaling gaf heeft geageerd. Bij beantwoording van de vraag of het spaarurenmodel in de cao mag worden ingezet in geval van onwerkbaar weer, moeten de bepalingen worden uitgelegd conform de cao-norm. Dat het spaarurenmodel mag worden toegepast bij een lager werkaanbod vanwege onwerkbaar weer, is in geen enkele cao opgenomen. Het spaarurenmodel is overeengekomen om op een goede manier te kunnen inspelen op de door de markt gevraagde flexibiliteit en wisselingen in werkaanbod. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onaannemelijk rechtsgevolg als gedaagde, wanneer het werkaanbod daartoe aanleiding geeft, spaaruren laat inzetten bij onwerkbaar weer. Dat er in de eerdere cao’s een aparte bepaling (art. 42 cao) was die kon worden toegepast bij onwerkbaar weer, maakt niet dat deze beperking er wel zou zijn. Indien FNV het wenselijk acht dat het spaarurenmodel in het geval van een lager werkaanbod door onwerkbaar weer niet (langer) wordt toegepast, dan had zij kunnen en moeten bedingen dat aan de cao wordt toegevoegd dat het spaarurenmodel bij een lager werkaanbod door (nader te definiëren) onwerkbaar weer niet mag worden toegepast, waardoor temeer aannemelijk is dat het spaarurenmodel ook kan worden toegepast in de situatie dat sprake is van een verminderd werkaanbod door onwerkbaar weer. FNV heeft echter niet met concrete feiten aannemelijk gemaakt dat voor haar sprake was van een onaanvaardbaar (rechts)gevolg door de toepassing van het spaarurenmodel bij onwerkbaar weer. De overige vorderingen van FNV, ten aanzien van onder meer het terugboeken van spaaruren, worden afgewezen. FNV wordt in de proceskosten veroordeeld.