Naar boven ↑

Rechtspraak

werker/Stephenson Operations B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 januari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:240
Geschil over gevolgen opzegging overeenkomst tussen werker en wervingsbureau. Overeenkomst voldoet aan definitie van uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW. Verwijzing naar kantonrechter.

Feiten

Stephenson Operations B.V. is een uitzend- en wervingsbureau dat zich onder andere richt op het plaatsen van arbeidskrachten bij opdrachtgevers in de offshore industrie. Eind oktober 2022 is werker door Stephenson Operations gerekruteerd voor een offshore project van opdrachtgever Saipem. Stephenson Operations en werker hebben hun afspraken vastgelegd in een ‘Service Agreement’. Werker heeft vanaf 31 oktober 2022 werkzaamheden verricht bij Saipem. Voor zijn werkzaamheden ontving werker een vergoeding die betaald werd door Stephenson Operations of een door Stephenson Operations ingeschakelde derde. Vanaf januari 2023 werden de werkzaamheden van werker gefactureerd vanuit zijn eigen onderneming. Op 30 augustus 2023 heeft Stephenson Operations de overeenkomst opgezegd. Werker vordert veroordeling van Stephenson Operations tot betaling van € 100.000. Werker stelt zich op het standpunt dat Stephenson Operations de overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd. Stephenson Operations betwist dat zij de overeenkomst niet per direct mocht opzeggen.

Oordeel

De rechtbank oordeelt als volgt. Zowel werker als Stephenson Operations hebben zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst, maar een overeenkomst van opdracht is. Volgens de rechtbank is de overeenkomst echter een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW. Immers, op grond van de overeenkomst heeft werker zich verbonden om tegen betaling gedurende een bepaalde tijd arbeid te verrichten voor Saipem. De werkzaamheden werden onder leiding en toezicht van Saipem uitgevoerd. Volgens partijen lagen de feitelijke zeggenschap en de instructiebevoegdheid dus bij Saipem en oefende Saipem controle uit op het werk van werker. Hieraan doet niet af dat werker een ervaren werknemer is die, zeker na verloop van tijd, de nodige vrijheid van Saipem kreeg bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Deze situatie is feitelijk niet veranderd toen per 1 januari 2023 de rechten en verplichtingen van werker zijn overgenomen door zijn onderneming. Werker is de eigenaar, directeur en enige werknemer van zijn onderneming waardoor de vergoedingen vanaf januari 2023 uiteindelijk bij werker (via zijn onderneming) terechtkwamen. Bovendien is uit de stellingen van partijen gebleken dat ook in de periode vanaf 1 januari 2023 de werkzaamheden voor Saipem door werker in persoon moesten worden uitgevoerd. De feitelijke uitvoering van de overeenkomst hield daarom nog steeds in dat werker door Stephenson Operations als arbeidskracht ter beschikking werd gesteld aan Saipem. Ten slotte overweegt de rechtbank dat Stephenson Operations zich met haar bedrijf richt op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan derden, zodat ook aan die voorwaarde uit artikel 7:690 BW is voldaan. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de overeenkomst voldoet aan de definitie van een uitzendovereenkomst. Dit betekent dat deze zaak op grond van artikel 93 aanhef en onder c Rv door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een akte uitlating. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.