Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/de curator in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van werkgever
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13 december 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:9000
Het door de curator gegeven ontslag op staande voet houdt geen stand omdat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 2006 in dienst getreden bij werkgever. Op 19 oktober 2010 is werkgever in staat van faillissement verklaard. Op 20 oktober 2010 heeft werknemer via zijn privécomputer op de server van werkgever ingelogd en heeft hij contactgegevens van kandidaten van werkgever gekopieerd. De verbinding is tussendoor namens werkgever tweemaal verbroken. Bij brief van 21 oktober 2010 heeft de curator de arbeidsovereenkomst met eiser om reden van het faillissement opgezegd. Eveneens bij brief van 21 oktober 2010 heeft de curator werknemer op staande voet ontslagen vanwege het verwerven van toegang tot bedrijfsvertrouwelijke gegevens op de server van werkgever en het kopiëren daarvan. Werknemer beroept zich op de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De curator heeft de geconstateerde gedragingen van werknemer alleen met de directie van werkgever en met de rechter-commissaris besproken. Werknemer zelf is door de curator op geen enkel moment gehoord over de geconstateerde gedragingen, waardoor werknemer geen gelegenheid heeft gekregen zijn visie op zijn gedragingen te geven. Ook in de brief van 21 oktober 2010, waarin aan werknemer het ontslag op staande voet werd meegedeeld, wordt werknemer geen gelegenheid geboden zijn gedragingen uit te leggen. Die gang van zaken is onbegrijpelijk. De curator is in een destijds voor hem onbekend bedrijf binnengekomen en is bij het geven van het ontslag op staande voet blijkbaar uitgegaan van de verklaringen van derden en een aantal print-screens. Hoewel de gedragingen van de werknemer, mede gelet op artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, voorshands als onrechtmatig voorkomen, had het op de weg van de curator gelegen werknemer de gelegenheid te bieden zijn gedragingen te verklaren. In een mogelijkheid van ontstaan van (aanvullend) nadeel indien het beginsel van hoor en wederhoor zou worden nageleefd kan evenmin een rechtvaardiging gevonden worden om hiervan af te zien. Immers, de verbinding tussen de privécomputer van werknemer met de server van werkgever was inmiddels definitief verbroken, zodat werknemer zijn handelen toch niet zou kunnen continueren of hervatten. Indien de curator werknemer wél had gehoord, had het (gevreesde) nadeel misschien zelfs beperkt kunnen worden, als de curator werknemer direct had verzocht om de gekopieerde gegevens terug te geven. Maar ook als dit niet zo is en ook als juist is, zoals de curator stelt, dat het horen van werknemer geen verschil voor de consequenties zou hebben gemaakt, geldt dat de curator door werknemer slechts op basis van de verklaringen van derden en print-screens direct op staande voet te ontslaan zonder hem te horen zich namens werkgever niet als goed werkgever heeft gedragen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zal het ontslag op staande voet in een eventuele bodemprocedure dan ook reeds stranden op schending van het algemene rechtsbeginsel van hoor en wederhoor.