Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/ werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 6 juni 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:5967
Niet vaststaat dat sprake is van een chronische ziekte. Om die reden kan ook geen sprake zijn van verboden onderscheid door werkgeefster bij het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Feiten

Werkneemster was sinds 8 januari 2024 in dienst bij werkgeefster. Werkneemster heeft zich op 11 april 2024 ziek gemeld wegens aan zwangerschap gerelateerde klachten. Werkneemster was vanaf 9 september 2024 weer hersteld en arbeidsgeschikt. Op initiatief van werkgeefster heeft werkneemster aansluitend op het geboorteverlof nog openstaande verlofdagen opgenomen tot 30 september 2024. Daarna is zij weer aan het werk gegaan. Op 12 oktober 2024 is werkneemster opnieuw uitgevallen, dit keer wegens psychische klachten. Zij heeft sindsdien niet meer gewerkt. Per app-bericht van 29 november 2024 heeft werkgeefster aan werkneemster laten weten dat de arbeidsovereenkomst niet werd verlengd en zou eindigen per 1 januari 2025, gezien ‘de onzekerheid over jouw gezondheid, je privé omstandigheden en de hersteltijd’. Over de periode van 12 oktober 2024 tot en met 31 december 2024 heeft werkgeefster 90% van het loon van werkneemster betaald. Per 1 januari 2025 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen geëindigd. Werkneemster verzoekt de kantonrechter onder meer om betaling van de wettelijke transitievergoeding en betaling van het achterstallige loon over de periode 12 oktober 2024 tot en met 31 december 2024. 

Oordeel

Werkgeefster heeft geen verweer gevoerd en is niet naar de mondelinge behandeling gekomen. Het verzoek om werkgeefster te veroordelen tot betaling van een wettelijke transitievergoeding en achterstallig loon wordt door de kantonrechter toegewezen, omdat dit in de procedure niet is betwist en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat werkneemster onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een handicap of chronische ziekte in de zin van artikel 4 Wgbh/cz. Op basis van de medische verklaring kan niet de conclusie worden getrokken dat sprake is van een langdurige of onomkeerbare lichamelijke aandoening. Het oordeel van een arts dat daarvan sprake is of zou kunnen zijn, ontbreekt. Het enkele feit dat werkneemster sinds november 2024 wordt behandeld voor mentale klachten, dat zij dergelijke klachten volgens haar zeggen eerder heeft gehad en dat het nog onzeker is hoe deze klachten in de toekomst zullen uitpakken, is onvoldoende om deze klachten te kunnen kwalificeren als een handicap of chronische aandoening. De kantonrechter oordeelt dat, nu niet vaststaat dat sprake is van een chronische ziekte, ook geen sprake kan zijn van verboden onderscheid door werkgeefster bij het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Van ernstig verwijtbaar handelen zijdens werkgeefster is evenmin sprake geweest, zodat een billijke vergoeding op die grond wordt afgewezen.