Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 juni 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:5449
Werknemers vorderen gezamenlijk betaling van achterstallig loon, te vermeerderen met wettelijke rente, mede op basis van cao Levensmiddelen.

Feiten 

Werknemer X is van 1 mei 2022 tot 1 april 2023 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van werkgeefster. Werknemer Y is van 1 april 2021 tot 1 mei 2023 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van werkgeefster. Beiden zijn werkzaam geweest in de functie van medewerker winkel en bediening, bij een overeengekomen arbeidsduur van veertig uur per week. In de met hen gesloten arbeidsovereenkomsten is bepaald dat de cao Levensmiddelen (hierna: de cao) van toepassing is. Bij brief van 9 augustus 2023 heeft de gemachtigde van beide werknemers aan werkgeefster verzocht om een eindafrekening en om betaling van (volgens hem) achterstallig loon. Werkgeefster heeft geen eindafrekening verstrekt en ook niet betaald. Werknemers vorderen gezamenlijk betaling van achterstallig loon, te vermeerderen met wettelijke rente.

Werkgeefster stelt dat in deze zaak sprake is van 'twee losstaande vorderingen van twee losstaande eisers'. Volgens haar kan dit niet in één dagvaarding worden samengebracht.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen rechtsregel die verbiedt om twee vorderingen in één dagvaarding aan te brengen. Artikel 7 van de cao bevat een regeling op grond waarvan werknemers recht hebben op een toeslag wanneer zij werken op een zondag of een feestdag. Werknemer X stelt dat hij verschillende 'toeslaguren' heeft gewerkt. Werkgeefster betwist dit.

De kantonrechter stelt vast dat werknemer X recht heeft op betaling van extra toeslagen zoals bepaald in artikel 7 van de cao, voor zover hij daadwerkelijk op zon- en feestdagen heeft gewerkt. X heeft concrete urenspecificaties overgelegd waaruit blijkt dat hij op meerdere zondagen heeft gewerkt. Werkgeefster heeft deze specificaties slechts op algemene wijze betwist, zonder onderliggende stukken of verklaringen aan te dragen. Daarom gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de door werknemer X opgegeven uren. Werknemer X heeft aldus recht op een bedrag van € 1.229,99 bruto aan onbetaalde toeslaguren. Daarnaast blijkt dat werkgeefster niet het juiste aantal verlofuren heeft uitbetaald. Hierdoor is een aanvullend bedrag van € 1.093,20 bruto aan niet-uitgekeerd verlof verschuldigd. Verder oordeelt de kantonrechter dat werknemer X ook recht heeft op betaling van de transitievergoeding. Aangezien de arbeidsovereenkomst niet is verlengd en sprake is van een dienstverband van bijna een jaar, is werkgeefster wettelijk gehouden een vergoeding van € 578,69 bruto te betalen. Omdat werkgeefster in gebreke is gebleven met tijdige betaling van het achterstallige loon, wordt ook een wettelijke verhoging wegens te late betaling toegewezen. De verhoging wordt gematigd tot 50% van het achterstallige loon. Daarnaast heeft de gemachtigde van werknemer X buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht, waarvoor € 307,36 wordt toegekend. Over alle bedragen is wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de data genoemd in de dagvaarding.

Ten aanzien van werknemer Y overweegt de kantonrechter dat ook hij recht heeft op uitbetaling van achterstallig loon. Uit de door werknemer Y overgelegde stukken volgt dat in totaal € 7.918,19 bruto onbetaald is gebleven. Werkgeefster heeft dit bedrag onvoldoende onderbouwd betwist. Evenals bij werknemer X geldt dat werkgeefster te laat was met betaling, zodat ook aan werknemer Y een wettelijke verhoging wordt toegekend. Deze wordt vastgesteld op € 3.959,10 bruto. Voor buitengerechtelijke kosten wordt een bedrag van € 872,57 toegewezen. Ook hier geldt dat wettelijke rente verschuldigd is over alle bedragen, vanaf de gevorderde data.

Tot slot wordt werkgeefster in het geval van beide werknemers veroordeeld tot het verstrekken van correcte loonspecificaties, eveneens onder verbeurte van een dwangsom.