Naar boven ↑

Update

Nummer 39, 2025
Uitspraken van 18 september 2025 tot 24 september 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. R. van Hemert, mr. P.H. de Jongh, mr. C.P. Kuijer, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. V. Twilt, mr. R.R.T. van de Ven en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Motie collectiveren tweede ziektejaar MKB aangenomen
Op 18 september is tijdens de algemene politieke beschouwingen een motie SP/VVD aangenomen waarin de regering wordt verzocht een plan uit te werken om het tweede jaar loondoorbetaling bij ziekte voor kleine werkgevers te vervangen door een collectieve voorziening zonder enige afbreuk te doen aan de rechten van werknemers. Klik hier om de motie te lezen.

Op 12 september is het Besluit verduidelijking beroordeling arbeidsrelaties ter internetconsultatie gepubliceerd. Dit besluit geeft nadere invulling aan de twee hoofdelementen waarmee in het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) het “werken in dienst van (gezag)” is verduidelijkt. In dit besluit zijn per hoofdelement vijf indicaties opgenomen die invulling geven aan het specifieke hoofdelement. De indicaties in deze AMvB, in combinatie met het wetsvoorstel Vbar, beogen te verduidelijken wanneer als werknemer gewerkt moet worden en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden. Klik hier om het besluit te raadplegen.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: werkingssfeer van verplichtstellingsbesluit pensioenfonds hoeft niet overeen te stemmen met werkingssfeer cao van dezelfde bedrijfstak
 
In AR 2025-1205 oordeelt de Hoge Raad dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de werkingssfeer van een verplichtstellingsbesluit en die van een cao binnen een bepaalde bedrijfstak uiteenlopen, al zal het in het algemeen voor de hand liggen dat zij met elkaar overeenstemmen. Werkgever stelde zich op standpunt dat, nu hij niet onder de werkingssfeer van de cao viel, er geen werkgeversorganisatievertegenwoordiging voor hem was en bijgevolg de bedrijfstakpensioenfondsregeling niet op hem van toepassing kon zijn. Volgens de Hoge Raad stelt de Wet Bpf 2000 als voorwaarde voor verplichtstelling dat de aanvraag daartoe wordt gedaan door het georganiseerde bedrijfsleven binnen een bedrijfstak dat naar het oordeel van de minister een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt (hierna: de representativiteitsgrondslag). De beoordeling of bij een aanvraag, wijziging of voortzetting van een verplichtstelling voldaan is aan de representativiteitsgrondslag, is voorbehouden aan de minister. Een niet-georganiseerde werkgever die onder de reikwijdte van een verplichtstelling valt of dreigt te gaan vallen, kan desgewenst een zienswijze indienen in het besluitvormingsproces.

HR: onrechtmatige werknemersconcurrentie
In AR 2025-1206 oordeelt de Hoge Raad over een schadevordering na onrechtmatige werknemersconcurrentie. Werkneemster participeerde in een bedrijf dat tussen haar werkgever en de eindklant werd geplaatst. Daardoor liep de werkgever marges mis. In het incidentele cassatieberoep werpt werkneemster een aantal interessante stellingen op met betrekking tot Bogaard/Vesta en artikel 7:661 BW. De A-G (Lindenbergh) concludeert dat de zogenoemde Vesta-voorwaarden niet uit dit (oude) arrest volgen en dat Bogaard/Vesta zag op een situatie na einde dienstverband en daarom niet van toepassing is op een situatie dat een werknemer tijdens dienstverband onrechtmatig concurreert. Ook concludeert de A-G dat artikel 7:661 BW toepassing mist, omdat een werknemer niet in de uitvoering van de overeenkomst werkzaam is wanneer hij zijn werkgever beconcurreert.

Ktr.: wijziging thuiswerkbeleid is instemmingsplichtig (art. 27 WOR)
In AR 2025-1197 staat de vraag centraal of het return-to-office (RtO)-beleid (alle dagen naar kantoor) een voorgenomen instemmingsplichtig besluit in de zin van artikel 27 WOR is. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft het RtO-besluit als doel om de bestaande arbeidsomstandigheden te wijzigen en daarmee is het besluit instemmingsplichtig. Het doel en de strekking van het RtO-besluit is immers het afschaffen van het bestaande thuiswerkbeleid, waardoor werknemers voortaan weer elke werkdag op kantoor moeten werken. De arbeidsomstandigheden zijn wezenlijk anders als iemand de vrijheid heeft om een dag of meerdere dagen per week thuis te werken dan wanneer iemand de volledige werkweek op kantoor moet werken. Wanneer er wordt thuisgewerkt, heeft dat direct invloed op de werkdruk (minder reistijd, de mogelijkheid van het flexibel indelen van werkuren) en de balans tussen werk en privé en daarmee ook op de psychosociale arbeidsbelasting en daarmee dus op het welzijn van de werknemers. Dat het afschaffen van het thuiswerkbeleid geen doel op zich is, maar dat Caterpillar Nederland daarmee achterliggende doelen wil bereiken op het gebied van samenwerking, innovatie en begeleiding van nieuwe werknemers, maakt dat niet anders. De kantonrechter merkt ten overvloede op dat de OR, als hij al geen wettelijk instemmingsrecht had gehad op grond van artikel 27 WOR, hij in het onderhavige geval op grond van artikel 32 lid 2 WOR een bovenwettelijk instemmingsrecht zou hebben gehad. Caterpillar Nederland heeft immers in december 2017 instemming gevraagd aan de OR voor de implementatie van het flexibel werken. Het thuiswerkbeleid was een wezenlijk en belangrijk (zo niet het belangrijkste) onderdeel van dit flexibel werken. 

Ktr.: werkgever mag naheffingsaanslag loonbelasting verhalen op werknemer die geen inkomstenbelasting heeft betaald over voordelen uit optierechten op aandelen
In AR 2025-1196 oordeelt de kantonrechter over naheffingsverhaal op de werknemer als volgt. In een arrest van 4 februari 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inhoudingsplichtige werkgever op basis van de fiscale wetgeving het recht heeft om bij hem nageheven loonbelasting te verhalen op de belastingplichtige werknemer. Dat is alleen anders als de naheffing bij de inhoudingsplichtige plaatsvindt door eindheffing. Aan dit verhaalsrecht ligt ten grondslag dat uit het stelsel van de Wet op de loonbelasting volgt dat in gevallen waarin loonbelasting – anders dan door eindheffing – wordt nageheven van de inhoudingsplichtige, de werknemer op wiens loon die belasting ziet daarvan de belastingplichtige is. Het verhaal door de inhoudingsplichtige van de nageheven loonbelasting strekt ertoe dat de werknemer deze belasting alsnog als belastingplichtige draagt, op gelijke wijze als in gevallen waarin die belasting in overeenstemming met de wet is ingehouden. De verhaalschuld wordt daarom aangemerkt als een eigen, uit de belastingwet voortvloeiende verplichting van de werknemer. Het verweer van werknemer dat de eisen van goed werkgeverschap zich verzetten tegen toewijzing van de vordering slaagt niet.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, dan kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank