Rechtspraak
Feiten
Werkgever runde tot 1 januari 2022 een eenmanszaak. Werkgever had op 25 augustus 2021 een klus bij een woning in Den Haag (hierna: de woning). Onderdeel van die klus was het uitvoeren van (schilder)werkzaamheden aan de daklijst van de woning, waarvoor hij werknemer meenam. Werknemer is tijdens het uitvoeren van werkzaamheden aan de daklijst over het hekwerk van het balkon naar beneden gevallen. Werkgever was op dat moment niet bij de woning aanwezig. Werknemer liep bij het ongeval ernstige verwondingen op. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van het ongeval twee onderzoeken uitgevoerd. Ook is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de omstandigheden rondom het ongeval. Werknemer heeft werkgever bij brief van 1 november 2021 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Werkgever heeft bij e-mail van 17 december 2021 aansprakelijkheid van de hand gewezen. Werkgever is naar aanleiding van het ongeval strafrechtelijk vervolgd voor (onder andere) het overtreden van arbeidsomstandighedenwetgeving. Werknemer heeft zich in het strafproces tegen werkgever gevoegd als benadeelde partij en schadevergoeding gevorderd. In het strafvonnis is geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat werkgever op de dag van het ongeval als werkgever in strijd heeft gehandeld met arbeidsomstandighedenwetgeving. Werkgever is veroordeeld tot betaling van € 162.613,10 schadevergoeding. Werkgever heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Werknemer heeft in onderhavige civiele procedure tegen werkgever o.a. een verklaring voor recht gevorderd dat werkgever aansprakelijk is voor alle als gevolg van het ongeval door hem geleden en nog te lijden schade en veroordeling tot betaling van een voorschot. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen. Werkgever komt tegen het vonnis in hoger beroep.
Oordeel
Het is het hof ter ore gekomen dat inmiddels is beslist op het door werkgever tegen het strafvonnis ingestelde hoger beroep bij arrest van 11 februari 2025. Het hof acht het van belang hiervan kennis te nemen voordat op het hoger beroep in de onderhavige procedure inhoudelijk wordt beslist. Het hof stelt partijen, althans de meest gerede partij, in de gelegenheid om het strafarrest in het geding te brengen. Bovendien wenst het hof van partijen te vernemen of cassatieberoep wordt ingesteld tegen dit arrest. Het hof stelt beide partijen ook in de gelegenheid om zich over de betekenis van het strafarrest voor deze procedure uit te laten. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
