Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 29 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7529
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2022 feitelijk begonnen met werkzaamheden als dumperchauffeur in een groeve in België, na een gesprek in januari 2022 met twee vennoten van een vennootschap onder firma (hierna: werkgever). Na dat gesprek ontving hij een handgeschreven briefje met daarop informatie over zijn functie, werktijden, proeftijd, en het (netto)maandloon van circa € 2.100. Over de periode van februari 2022 tot en met juni 2024 verrichtte werknemer werkzaamheden, maar ontving hij niet het volledige loon. Herhaaldelijk is hierover schriftelijk geklaagd door werknemer zelf en zijn broer. De arbeidsovereenkomst is beëindigd per 30 juni 2024. Nadien heeft werknemer werkgever in februari en april 2025 gesommeerd tot betaling van het achterstallige salaris van ruim € 46.000 netto, te vermeerderen met rente, wettelijke verhoging, kostenvergoedingen en buitengerechtelijke incassokosten. Werkgever heeft daarop niet gereageerd.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter acht de loonvordering van werknemer spoedeisend. Ondanks het tijdsverloop heeft werknemer voldoende aannemelijk gemaakt dat hij noodgedwongen zuinig heeft geleefd en heeft ingeteerd op zijn reserves. De kantonrechter oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat werknemer een arbeidsovereenkomst is aangegaan met de vennootschap onder firma [gedaagden sub 1 t/m 5], of daarop in ieder geval gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat werknemer wist of moest begrijpen dat [gedaagde 6] zijn werkgever zou zijn. De vordering jegens [gedaagden sub 1 t/m 5] is dan ook toewijsbaar; de vorderingen tegen [gedaagde 6] en [gedaagde 7] worden afgewezen. Werkgever heeft niet betwist dat werknemer over een periode van 29 maanden loon te vorderen heeft. De kantonrechter stelt vast dat werknemer recht heeft op betaling van € 35.409 netto inclusief vakantietoeslag. De gevorderde reis- en verblijfskosten worden afgewezen. Niet is gebleken van een cao die van toepassing is en uit het gespreksverslag blijkt niet dat hierover afspraken zijn gemaakt. Ook uit verklaringen van werknemer blijkt niet dat hij recht op vergoeding had.
