Naar boven ↑

Rechtspraak

Ondernemingsraad van Catterpillar Work Tools B.V./Catterpillar Work Tools B.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 15 september 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5758
Kort geding. De OR van Caterpillar heeft tijdig de nietigheid van het besluit ingeroepen en heeft instemmingsrecht op het intrekken van het thuiswerkbeleid.

Feiten

Caterpillar Nederland geldt als ondernemer in de zin van de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) en maakt deel uit van het wereldwijde Caterpillar-concern. Caterpillar Nederland wordt geleid door de heren A en B. Binnen Caterpillar Nederland is een OR ingesteld. De heer C is de voorzitter van de OR en hij is tevens co-voorzitter van de Europese Ondernemingsraad (hierna: EOR) van het Caterpillar-concern. Sinds 2016 is thuiswerken onderdeel van het personeelsbeleid van Caterpillar Nederland. Na afloop van een pilot is deze door Caterpillar Nederland geëvalueerd en is besloten om de pilot als zodanig te handhaven. De toenmalige bestuurder van Caterpillar Nederland heeft op 14 december 2017 een instemmingsaanvraag ingediend bij de OR voor de implementatie van het flexibel werken. De OR heeft zijn instemming verleend op 18 december 2017. Op 6 april 2022 is vanuit het Caterpillar-concern per e-mail gecommuniceerd dat werknemers op vrijwillige basis werden aangemoedigd om weer op kantoor te werken. Bij e-mail van 2 oktober 2023 is vanuit het Caterpillar-concern medegedeeld dat alle werknemers verplicht werden om ten minste drie werkdagen per werkweek op kantoor te werken met ingang van 1 januari 2024. Op 5 december 2024 werd per e-mail vanuit het Caterpillar-concern medegedeeld dat gebleken was dat de verplichting om drie dagen per week vanuit kantoor te werken niet werd nageleefd en dat naleving van deze verplichting in 2024 voor seniorleaders onderdeel zou gaan uitmaken van ‘de performance cycle’ en voor overige werknemers vanaf 2025. Op 9 april 2025 heeft de toenmalige CEO van het Caterpillar-concern aan de medewerkers van het gehele Caterpillar-concern aangekondigd dat zij vanaf 2 juni 2025 alle dagen op kantoor zouden worden verwacht conform het Return-to-Office beleid (hierna: RtO-beleid). De EOR heeft op 22 mei 2025 bij de inmiddels aangetreden CEO van het Caterpillar-concern, de heer D, bezwaar gemaakt tegen het bericht van 9 april 2025. Daarop is vanuit het Europese management van Caterpillar bij brief van 3 juni 2025 gereageerd met de mededeling dat het besluit gehandhaafd blijft. A heeft op 5 juni 2025 het besluit van het Caterpillar-concern mondeling toegelicht in een ‘All Employee meeting’ voor de personeelsleden van Caterpillar Nederland. Daags daaraan voorafgaand heeft A ook de OR medegedeeld dat het RtO-beleid in Nederland zou worden doorgevoerd. De OR heeft bij brief van 20 juni 2025 het besluit van Caterpillar Nederland ten aanzien van het RtO-beleid nietig verklaard. De OR heeft het bestuur van Caterpillar Nederland verzocht de bestaande thuiswerkafspraken en -overeenkomsten voort te zetten en de uitvoering van het RtO-beleid te staken. De OR vordert bij vonnis in kort geding onder meer Caterpillar Nederland te verbieden het RtO-besluit uit te voeren, zolang de OR hier niet mee heeft ingestemd conform artikel 27 WOR. Het meest verstrekkende verweer van Caterpillar Nederland houdt in dat de OR niet tijdig de nietigheid heeft ingeroepen van het door Caterpillar genomen besluit.

Oordeel

Nietigheid besluit

De kantonrechter is van oordeel dat de OR tijdig de nietigheid van het besluit heeft ingeroepen. Anders dan Caterpillar Nederland is de kantonrechter van oordeel dat de mededeling van bestuurder A aan de OR op 4 juni 2025, inhoudende dat Caterpillar Nederland het op 9 april 2025 door de CEO van het Caterpillar-concern geformuleerde RtO-besluit zou gaan uitvoeren, moet worden aangemerkt als het besluit in de zin van artikel 27 lid 5 WOR en dus niet de mededeling van 9 april 2025 van de CEO van het wereldwijde Caterpillar-concern. De CEO van het Caterpillar-concern kan namelijk niet worden aangemerkt als de ondernemer in de zin van artikel 1 lid 1 sub d WOR en een mededeling vanuit het Caterpillar-concern kan daarom ook niet worden aangemerkt als een besluit of mededeling van de Nederlandse bestuurder als bedoeld in artikel 27 lid 5 WOR.

Instemmingsrecht

Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft het RtO-besluit als doel om de bestaande arbeidsomstandigheden te wijzigen en daarmee is het besluit instemmingsplichtig. Het doel en de strekking van het RtO-besluit is immers het afschaffen van het bestaande thuiswerkbeleid, waardoor werknemers voortaan weer elke werkdag op kantoor moeten werken. De arbeidsomstandigheden zijn wezenlijk anders als iemand de vrijheid heeft om een dag of meerdere dagen per week thuis te werken dan wanneer iemand de volledige werkweek op kantoor moet werken. Wanneer er wordt thuisgewerkt, heeft dat direct invloed op de werkdruk (minder reistijd, de mogelijkheid van het flexibel indelen van werkuren) en de balans tussen werk en privé en daarmee ook op de psychosociale arbeidsbelasting en daarmee dus op het welzijn van de werknemers. Dat het afschaffen van het thuiswerkbeleid geen doel op zich is, maar dat Caterpillar Nederland daarmee achterliggende doelen wil bereiken op het gebied van samenwerking, innovatie en begeleiding van nieuwe werknemers, maakt dat niet anders. De kantonrechter merkt ten overvloede op dat de OR, als hij al geen wettelijk instemmingsrecht had gehad op grond van artikel 27 WOR, hij in het onderhavige geval op grond van artikel 32 lid 2 WOR een bovenwettelijk instemmingsrecht zou hebben gehad. Caterpillar Nederland heeft immers in december 2017 instemming gevraagd aan de OR voor de implementatie van het flexibel werken. Het thuiswerkbeleid was een wezenlijk en belangrijk (zo niet het belangrijkste) onderdeel van dit flexibel werken. In het kader van deze instemmingsaanvraag heeft Caterpillar Nederland ook de thuiswerkovereenkomst aan de OR toegezonden. Daarmee heeft de OR een bovenwettelijk instemmingsrecht gehad, dat de OR ook thans kan inroepen.