Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10862
Feiten
Werknemer is op 27 mei 2024 bij ARAG in dienst getreden voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is per 27 november 2024 met een jaar verlengd. Werknemer heeft zich op 8 februari 2025 ziek gemeld. ARAG heeft vanaf mei 2025 het loon niet meer betaald, met uitzondering van een betaling op 3 juni 2025 van € 694,98 netto. Werknemer vordert in kort geding dat ARAG zijn loon met vakantiegeld vanaf mei 2025 betaalt tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
Oordeel
Niet in geschil is dat werknemer vanaf 8 februari 2025 arbeidsongeschikt is als gevolg van ziekte. Op grond van de wet is werkgever verplicht 70% van het loon te betalen, behalve indien en voor de tijd gedurende welke werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat geen sprake is van een van de in de wet genoemde gronden voor het niet betalen van het loon van werknemer als zieke werknemer, zodat ARAG een loonbetalingsverplichting heeft. Bij brief gedateerd 7 mei 2025 heeft ARAG werknemer uitgenodigd voor een informeel gesprek op 23 mei 2025 en is aangekondigd dat als werknemer niet verschijnt of geen bericht van verhindering stuurt, de loonbetaling wordt opgeschort. Vast is komen te staan dat werknemer de brief pas heeft ontvangen nádat het gesprek zou plaatsvinden. Werknemer heeft dus geen kans gehad om bij het gesprek aanwezig te zijn en hij is ook niet gewaarschuwd voor de loonopschorting. Daarbij komt nog dat niet is gebleken dat de bedrijfsarts aan werknemer en ARAG heeft geadviseerd om toen met elkaar in gesprek te gaan. ARAG is naar voorlopig oordeel dan ook ten onrechte tot een loonopschorting (en zelfs een loonstop per 30 mei 2025) overgegaan. De loonvordering wordt toegewezen.
