Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 2 september 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:5599
Feiten
De activiteiten van J&T Koeriers B.V. (hierna: J&T) vallen onder de werkingssfeer van de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. FNV heeft gevorderd dat J&T wordt veroordeeld tot naleving van een aantal artikelen in die cao gedurende twee periodes waarin die cao algemeen verbindend is verklaard, en tot uitbetaling van de daaruit volgende aanspraken aan de werknemers met wettelijke verhoging en wettelijke rente waarop een dwangsom wordt gesteld. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen met uitzondering van aanspraken op basis van de cao, en heeft de wettelijke verhoging gematigd tot 10%. De veroordeling tot uitbetaling aan de werknemers is door de kantonrechter echter geclausuleerd: die veroordeling is beperkt tot de werknemers die hierop aanspraak kunnen en willen maken en de dwangsom geldt alleen als J&T niet betaalt binnen vier weken nadat die werknemers zich schriftelijk bij FNV en J&T hebben aangemeld. FNV vindt deze beperking onjuist en vordert vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog toewijzing van wat zij in eerste aanleg heeft gevorderd. Volgens FNV heeft de kantonrechter de opgenomen beperking gebaseerd op uitspraken van de Hoge Raad maar ten onrechte geen rekening gehouden met de daarop door de Hoge Raad in 2021 aangebrachte nuancering. Die nuancering houdt in dat een werknemersorganisatie een eigen belang heeft bij naleving van de cao door de werkgever. Niet iedere toewijzing van een vordering van een werknemersorganisatie tot nakoming van cao-verplichtingen van een werkgever jegens werknemers dient afhankelijk te worden gesteld van de wens van werknemers tot nakoming. Gelet op het dwingendrechtelijke karakter van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen moet J&T die ook naleven als werknemers niet reageren of aangeven geen aanspraak te maken, aldus FNV.
Oordeel
De hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat de Hoge Raad in de bedoelde uitspraak in 2021 geen nieuwe nuance aanbrengt, maar erop wijst dat in de uitspraak uit 1997 een recht aan de orde was (het kiezen van snipperdagen tussen Kerstmis en Oud en Nieuw) waarbij de cao een individuele keuzemogelijkheid aan de werknemer laat. In zo’n geval kan niet door toewijzing van de vordering van een werknemersorganisatie een prestatie aan de werknemer worden opgedrongen, aldus de Hoge Raad. Het voorgaande brengt mee dat het hof moet nagaan of het bij de vordering van FNV om uitbetaling aan werknemers, in dit geval gaat om cao-bepalingen waarbij de werknemer een keuzemogelijkheid heeft. Daarvan is niet gebleken. Het gaat om loonaanspraken bij ziekte, inschaling bij aanvang dienstverband, omvang van het jeugdloon, tredeverhoging na een vol ervaringsjaar, de gehanteerde loonschaal, de diensturenregistratie en controle daarop, de verblijfkostenvergoeding, het aanvangssaldo aan vakantie-uren en vermelding van saldomutaties op de loonstrook en de datum waarop de vakantiebijslag moet worden betaald. Omdat de bepalingen niet inhouden dat de werknemer een keuze heeft, past daarbij niet dat toewijzing van de vordering tot uitbetaling afhankelijk is van een wilsuiting van de individuele werknemer. De grief van FNV is daarom gegrond. J&T wordt in de proceskosten veroordeeld.
