Naar boven ↑

Rechtspraak

Culimer c.s./werkneemster
Hoge Raad, 19 september 2025
ECLI:NL:HR:2025:1320
Onrechtmatige werknemersconcurrentie en het bereik van Bogaard/Vesta en artikel 7:661 BW.

Feiten

De Culimer-groep houdt zich bezig met de internationale handel in zeevruchten. Werkneemster was sinds 2006 in dienst van de Culimer-groep. Zij voerde (vanuit Nederland) het algemene dagelijkse management van Culimer China en handelde voor die onderneming in garnalen en king crab. Omstreeks 2019/2020 hebben Culimer c.s. vernomen dat werkneemster samen met haar vader de aandelen in Ocean Doyen hield, in welk bedrijf zij ook handelde in garnalen en king crab. Werkneemster is vervolgens op staande voet ontslagen. Culimer c.s. verwijten werkneemster dat zij, in strijd met de arbeidsovereenkomst, met hen heeft geconcurreerd, onder meer door in een keten van koopovereenkomsten Ocean Doyen onder Culimer China te positioneren, waarbij Ocean Doyen garnalen kocht van Culimer China en doorverkocht aan afnemers in China. Daardoor realiseerde Ocean Doyen volgens Culimer c.s. een winstmarge die Culimer China ook zelf had kunnen realiseren als werkneemster het ertoe had geleid dat Culimer China rechtstreeks aan deze afnemers had verkocht. In deze procedure gaat het om de vordering tot schadevergoeding van Culimer c.s., die ziet op misgelopen marges bij garnalentransacties en op misgelopen kingcrabtransacties. Het hof heeft een deel van de vorderingen toegewezen. Ten aanzien van de garnalentransacties oordeelde het hof dat er geen causaal verband was tussen de onrechtmatige gedragingen van werkneemster en de schade, omdat de werkwijze van Ocean Doyen (te sterk) verschilde van die van Culimer. Volgens Culimer heeft het hof miskend dat ten aanzien van een deel van de garnalentransacties wel degelijk een gelijke werkwijze bestond.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. 

Causaal verband tekortkoming en schade per transactie beoordelen

Culimer klaagt dat het hof ten onrechte heeft nagelaten om per container te onderzoeken of condicio-sine-qua-non-verband aanwezig is tussen de tekortkoming van werkneemster en het verlies van een kans dat Culimer China dezelfde garnalentransacties had kunnen realiseren. Het hof heeft miskend dat de situatie per container sterk verschilt, en dat in ieder geval vijftien containers volledig zijn uitgeleverd aan één klant, waarvoor de werkwijze van Ocean Doyen niet afweek van die van Culimer China, aldus het onderdeel. De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar de A-G dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van Culimer c.s. dat vijftien van de 38 containers door Ocean Doyen aan één klant zijn uitgeleverd. Deze stelling van Culimer c.s. moet zo worden begrepen dat het gaat om bestellingen van ‘hele containers’ waarvoor bij Culimer China geen beperkingen golden en waarbij klanten niet voorgefinancierd hoefden te worden. Er is in zoverre mogelijk wél een condicio-sine-qua-non-verband tussen de tekortkoming van werkneemster en de schade van Culimer c.s. Het hof had daarom moeten ingaan op deze stelling.

Bogaard/Vesta geldt niet voor onrechtmatige concurrentie tijdens dienstverband

In incidenteeel cassatieberoep heeft werkneemster een beroep gedaan op Bogaard/Vesta. De Hoge Raad verwerpt het beroep onder verwijzing naar artikel 81 RO. De A-G concludeert als volgt. Het beroep van werkneemster op het ‘Vesta-criterium’ gaat niet op. De stelling van werkneemster is dat uit HR 9 december 1955, ECLI:NL:HR:1955:47, NJ 1956/157, m.nt. L.E.H. Rutten (Bogaard/Vesta) volgt dat het een werknemer, bij gebrek aan een concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst, vrijstaat om met de werkgever te concurreren of nevenwerkzaamheden te verrichten, en dat dit pas anders is indien er sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet. Dit criterium volgt echter niet uit het B/Vesta-arrest. De A-G wijst in dit verband op de conclusie (ECLI:NL:PHR:2024:1396) van A-G De Bock voor HR 14 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:264 (art. 81 lid 1 RO).

De A-G voegt daaraan nog toe dat de problematiek waarmee het Bogaard/Vesta-arrest pleegt te worden geassocieerd betrekking heeft op handelen van een (ex)werknemer nadat deze uit dienst is getreden van de onderneming ten aanzien waarvan hij vervolgens concurrerende activiteiten ontplooit, terwijl het in de onderhavige zaak gaat om een verwijt ten aanzien van activiteiten die de werkneemster tijdens haar dienstverband heeft ontplooid. Voor de toe te passen maatstaf lijkt de A-G dat een relevant verschil: volgens de A-G brengt goed werknemerschap mee dat een werknemer met een commerciële functie tijdens zijn dienstverband nu juist in beginsel niet voor eigen rekening met zijn werkgever concurrerende activiteiten mag ontplooien. Het hof heeft in het bestreden arrest de vordering van Culimer c.s. overigens ook niet (beoordeeld en) toegewezen op grond van artikel 6:162 BW, maar (enkel) op grond van tekortschieten in de nakoming van de krachtens de arbeidsovereenkomst(en) op werkneemster rustende verplichtingen.

Artikel 7:661 BW niet van toepassing bij onrechtmatige concurrentie: geen overeengekomen werkzaamheden

Het beroep van de cassatieadvocaat van werkneemster op (inkleuring van enige wetsbepaling door) artikel 7:661 BW gaat evenmin op. Deze bepaling ziet op het geval waarin een werknemer bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schade berokkent aan zijn werkgever of een derde. In het onderhavige geval gaat het niet om schade toegebracht bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden. De werkzaamheden die werkneemster  voor Ocean Doyen heeft verricht en waaruit volgens Culimer c.s. schade is ontstaan, waren nu juist niet overeengekomen met Culimer c.s.