Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 3 november 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:5835
werknemer/werkgever
Werknemer heeft tezamen met zijn echtgenote een koeriersbedrijf geëxploiteerd (hierna: de VOF). In het voorjaar van 2016 is werknemer met werkgever in onderhandeling getreden betreffende een overname van de VOF. De overnameovereenkomst is niet ondertekend. Vanaf eind april 2016 is werknemer werkzaamheden op kantoor van werkgever gaan verrichten. Werkgever betaalt geen loon, nu daarvoor ‘nog geen contracten [zijn] getekend’. Op 4 juli 2016 heeft werknemer de sleutels van het toegangshek en het kantoor, alsmede van diverse bestelbussen in bezit genomen en werkgever bericht dat hij deze zal retourneren zodra zijn loon zou worden betaald. Later op de ochtend heeft werknemer de sleutels van het toegangshek en het kantoor geretourneerd. Op 6 juli 2016 heeft werkgever, voor het geval er een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat, werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. Werkgever verzoekt voorwaardelijk, voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer althans vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelt als volgt. Met betrekking tot het al dan niet bestaan van een arbeidsovereenkomst is de kantonrechter van oordeel dat deze tot stand is gekomen. De insteek van partijen was om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Partijen hebben over de arbeidsvoorwaarden onderhandeld en er is door werkgever een exemplaar van de overeenkomst aan werknemer ter beschikking gesteld. Partijen hebben vervolgens uitvoering gegeven aan hun wens een arbeidsrelatie aan te gaan. Werknemer is feitelijk werkzaamheden gaan verrichten. Dat de arbeidsovereenkomst enkel door werknemer is ondertekend, doet niet ter zake en maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders. Met betrekking tot het ontslag op staande voet oordeelt de kantonrechter allereerst dat het ontslag onverwijld is gegeven. Het betreft hier niet alleen een arbeidsovereenkomst maar er zijn ook onderhandelingen tussen partijen geweest met betrekking tot de overname. Dat maakt dat werkgever het nodige advies diende in te winnen vooraleer tot ontslag op staande voet over te gaan. Werkgever heeft aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd de handelwijze van werknemer op 4 juli 2016, in combinatie met de bijzondere positie van werknemer als verkopende partij in het kader van de bedrijfsovername. Werknemer heeft naar het oordeel van de kantonrechter met zijn handelen ervoor gezorgd dat de met bederfelijke waar gevulde vrachtwagens niet konden vertrekken en afspraken met klanten niet konden worden waargemaakt. Daarmee heeft hij de bedrijfsvoering van werkgever in gevaar gebracht terwijl hem ook andere maatregelen ten dienste stonden. Gelet echter op de overige omstandigheden, waaronder het niet ontvangen van loon en de ingrijpende financiële gevolgen van een ontslag op staande voet voor werknemer terwijl hij bezig was zijn bedrijf over te doen aan werkgever, had werkgever moeten volstaan met een minder zware sanctie. Van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW was dan ook geen sprake. Volgt vernietiging van het ontslag op staande voet.
Met betrekking tot het tegenverzoek van werkgever oordeelt de kantonrechter als volgt. Van verwijtbaar handelen van werknemer is geen sprake. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn, gelet op de bijkomende omstandigheden, te weten het niet ontvangen van loon terwijl werknemer bezig was zijn bedrijf over te dragen, hij uit dien hoofde geen inkomsten meer ontving en hij nog wel de financiële risico’s droeg voor de bedrijfsauto’s, de handelingen op 4 juli 2016 niet van dien aard dat in redelijkheid van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter voldoende gebleken dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt. Door niet alleen de sleutels van de bedrijfswagens weg te nemen, maar deze ook niet meer terug te geven, heeft werknemer de verhoudingen op scherp gezet. Volgt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter ziet geen aanleiding tot het toekennen van een billijke vergoeding.