Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 16 juni 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:8486
Feiten
Werknemer is sinds 1 december 2019 bij werkgeefster in dienst als senior havenmeester. Op 24 juni 2024 heeft hij zich ziek gemeld. De arboarts heeft op 19 november 2024 geoordeeld dat werknemer geschikt is voor zijn eigen werk vanaf 2 december 2024 en dat hij geleidelijk zijn werk kan hervatten. De arboarts heeft daarna geadviseerd om met elkaar in gesprek te gaan om de spanningen in de werksituatie op te lossen. Mediation heeft niet geleid tot een oplossing. Werknemer vordert in kort geding veroordeling van werkgeefster om hem toe te laten tot het starten van zijn re-integratie in zijn eigen functie van havenmeester, conform het door de arboarts opgestelde opbouwschema.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de gelijktijdig met de onderhavige procedure behandelde verzoekschriftprocedure (zie AR 2025-0898) is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 augustus 2025 vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. Omdat de arbeidsovereenkomst binnenkort zal eindigen vanwege een verstoorde arbeidsrelatie, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van werkgeefster om werknemer niet toe te laten tot zijn werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van werknemer om weer te worden toegelaten tot zijn werkzaamheden. De reden van de verstoring is namelijk gelegen in het gedrag en de houding van werknemer richting zijn collega’s. Het is voldoende aannemelijk dat (tijdelijke) terugkeer van werknemer de werksfeer niet ten goede zal komen. Afwijzing van de vordering van werknemer volgt.