Naar boven ↑

Rechtspraak

Het door werknemer gestelde arbeidsongeval op 20 september 2017 is bewezen verklaard. De daarop betrekking hebben vorderingen worden toegewezen. De gestelde bedreiging en mishandeling wordt niet bewezen geacht.

Feiten

Het hof heeft werknemer bij tussenarrest toegelaten tot het bewijs (i) van zijn stelling dat hij op 20 september 2017 tijdens het schoonmaken van de vloer van de binnenzijde van een bus is uitgegleden en uit de bus is gevallen en (ii) van de door hem gestelde mishandeling en bedreiging door de voorman (tevens zijnde getuige 4) op 9 april 2018. Er zijn – naast werknemer zelf – vijf getuigen gehoord.

Oordeel

Het door werknemer gestelde arbeidsongeval op 20 september 2017

Het hof acht werknemer geslaagd in dit deel van de bewijsopdracht. Werknemer heeft als partijgetuige verklaard dat hij in de bus was, aan de achterkant, en uitgleed. Hij had nog een been in de bus en het andere deel van zijn lichaam was buiten. Hoe het kwam dat hij viel, weet hij niet. Op het wezenlijke punt dat werknemer tijdens het schoonmaken van de bus is uitgegleden, strookt de verklaring van werknemer met die van getuige 2 en getuige 1. Deze verklaringen vinden bovendien steun in de verklaring van voorman, destijds de leidinggevende van werknemer. Deze heeft verklaard dat hij niets van het voorval heeft gezien, maar dat getuige 2 hem diezelfde avond heeft gebeld en vertelde dat hij werknemer naar huis had gestuurd omdat hij iets had met zijn enkel, gewricht of voet. Het hof acht de verklaringen van getuige 2, getuige 1 en voorman, die het hof in samenhang beziet, op de punten waar het op aankomt bij de waardering van het bewijs voldoende overtuigend en is daarom van oordeel dat deze verklaringen zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring van werknemer voldoende geloofwaardig maken. De vorderingen van werknemer voor zover betrekking hebbend op het arbeidsongeval van 20 september 2017 zullen alsnog worden toegewezen.

De door werknemer gestelde bedreiging en mishandeling door voorman op 9 april 2018

In dit deel van de bewijsopdracht acht het hof werknemer niet geslaagd. Het geheel van de verschillende verklaringen overziende, oordeelt het hof dat aannemelijk is dat er een woordenwisseling is geweest tussen voorman en werknemer. Dat er bij deze woordenwisseling een serieus te nemen en als onrechtmatig aan te merken bedreiging is geweest van voorman aan het adres van werknemer, kan echter niet als bewezen worden aangenomen. Werknemer zelf kan niet goed meer reproduceren hoe hij zou zijn bedreigd door voorman, terwijl uit de verklaring van getuige 1 naar voren komt dat werknemer de door voorman gebruikte woorden niet had gehoord. Ook de gestelde mishandeling kan niet bewezen worden geacht. Zelfs de eigen verklaring van werknemer biedt geen aanknopingspunt voor zijn stelling dat voorman hem heeft mishandeld. Hij heeft op dit punt immers verklaard dat voorman hem probeerde te slaan maar dat hij (werknemer) hem ontweek. De rechtbank heeft de vorderingen van werknemer ter zake van de gestelde bedreiging en mishandeling terecht afgewezen en in zoverre zal het vonnis worden bekrachtigd.