Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting St. Elisabeth Ziekenhuis
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 januari 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:133

werknemer/Stichting St. Elisabeth Ziekenhuis

Ziekenhuis heeft, mede gezien de weerstand van collega’s tegen de terugkeer van werknemer, onvoldoende invulling gegeven aan de uit artikel 3 Arbowet voortvloeiende zorgplicht. Omkering bewijslast nu werknemer aannemelijk heeft gemaakt dat het gevaar waartegen artikel 3 Arbowet beoogt te beschermen, zich heeft verwezenlijkt. Bewijslevering. Zaak aangehouden.

Werknemer is bij het St. Elisabeth Ziekenhuis in dienst in de functie van anesthesie-assistent. Hij heeft zich op 6 juni 2007 tijdens het werk schuldig gemaakt aan seksuele intimidatie jegens zijn vrouwelijke collega X en zich jegens haar seksueel intimiderend gedragen door haar in de operatiekamer op de mond te zoenen en tegen haar te zeggen: ‘Ik zal je pakken.’ Dit voorval is door collega X op 11 juni 2007 gemeld bij het hoofd operatiekamers (hierna: OK), de heer Y. Door het ziekenhuis is een externe commissie ingesteld om onderzoek te doen naar het vermeend ongewenste gedrag van werknemer jegens collega’s. Naar aanleiding van onder meer het rapport van deze commissie en getuigenverklaringen heeft het ziekenhuis in 2007 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer. De kantonrechter heeft dit verzoek bij beschikking van 29 januari 2008 afgewezen. Werknemer heeft in februari 2008 zijn werk hervat. Op 12 maart 2010 heeft hij zich vervolgens ziek gemeld. Werknemer vorderde in eerste aanleg onder meer diverse verklaringen voor recht, alsmede de veroordeling van het ziekenhuis tot betaling aan hem van diverse geldbedragen. Deze vorderingen zijn door de kantonrechter afgewezen. Werknemer heeft zijn eis bij memorie van grieven vermeerderd en vordert onder meer voor recht te verklaren dat het ziekenhuis zijn wettelijke zorgplicht jegens hem als bedoeld in onder meer artikel 3 Arbowet en de artikelen 7:658 BW en 7:611 BW heeft geschonden en derhalve gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan werknemer te vergoeden.

Het hof oordeelt als volgt. De stelling van werknemer dat aan zijn zijde geen sprake was van herhaald grensoverschrijdend gedrag slaagt. Weliswaar staat tussen partijen vast dat er sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van werknemer jegens collega X, maar uit verschillende aangehaalde getuigenverklaringen en uit het rapport van de externe onderzoekscommissie kan niet worden afgeleid dat er aan de zijde van werknemer sprake is geweest van herhaald grensoverschrijdend gedrag. Werknemer baseert zijn vorderingen jegens het ziekenhuis op artikel 7:658 BW en artikel 7:611 BW. Voor aansprakelijkheid op grond van deze artikelen is vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de omstandigheden waaronder de werkzaamheden door werknemer zijn verricht enerzijds en de gezondheidsschade die werknemer stelt te hebben geleden en nog steeds te lijden anderzijds. Op grond van artikel 150 Rv berusten de stelplicht en bewijslast ter zake op werknemer. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis in de periode tot en met de ontbindingsbeschikking jegens werknemer niet een op het ziekenhuis rustende zorgplicht heeft geschonden. Dat het ziekenhuis, gelet op de aard en de ernst van de klacht van collega X en eerdere klachten werknemer op non-actief heeft gesteld, acht het hof niet verwijtbaar. Ook het indienen van een ontbindingsverzoek door het ziekenhuis leidt niet tot schending van de zorgplicht, nu het ziekenhuis daarvoor een zelfstandige afweging heeft mogen maken. Wat betreft de periode na de ontbindingsbeschikking oordeelt het hof als volgt. Mede gezien het gegeven dat de terugkeer van werknemer als anesthesie-assistent op weerstand stuitte, was het ziekenhuis gehouden om maatregelen te treffen die de terugkeer van werknemer mogelijk zouden maken en om zich ervoor in te spannen dat het voor werknemer mogelijk zou zijn om zonder psychosociale arbeidsbelasting als bedoeld in artikel 3 Arbowet te functioneren op de werkvloer. Het hof is het met werknemer eens dat het ziekenhuis onvoldoende maatregelen heeft getroffen om te voldoen aan vorenbedoelde zorgplicht. Dat het ziekenhuis onvoldoende invulling gegeven aan de uit artikel 3 Arbowet voortvloeiende zorgplicht blijkt onder meer uit de volgende omstandigheden. Het ziekenhuis spreekt in de brief van 14 februari 2008 over een begeleidingstraject voor werknemer, maar het heeft niet inzichtelijk gemaakt waaruit de begeleiding heeft bestaan. Daarnaast heeft het ziekenhuis de mogelijkheid om een mediationtraject in te gaan onbenut gelaten, terwijl werknemer daar uitdrukkelijk om heeft verzocht. Bovendien is niet gebleken dat het ziekenhuis ten aanzien van de terugkeer van werknemer op de werkvloer bemiddelend is opgetreden dan wel zich daartoe zodanig heeft ingespannen dat de werkverhoudingen van werknemer met anderen op de werkvloer zo veel als mogelijk zouden worden genormaliseerd. Aannemelijk is dat de bij werknemer bekende weerstand van collega’s tegen zijn terugkeer en het feit dat sommige collega’s niet meer met hem wilden samenwerken, psychosociale werkbelasting opleverden. Het ziekenhuis was in de periode vanaf de ontbindingsbeschikking als goed werkgever gehouden tot een veel actievere begeleiding, op grond waarvan andere meer passende maatregelen hadden mogen worden verwacht. Nu het ziekenhuis in de periode na de ontbindingsbeschikking heeft nagelaten passende maatregelen te treffen die in het kader van de terugkeer van werknemer op de werkvloer redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden de door artikel 3 Arbowet bedoelde psychische schade lijdt, kan het door werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel worden aangenomen. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat werknemer lijdt aan gezondheidsproblemen die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Ook acht het hof het oorzakelijke verband tussen de gestelde gezondheidsschade van werknemer en de arbeidsomstandigheden niet onzeker of onbepaald. Werknemer heeft aannemelijk gemaakt dat het gevaar waartegen artikel 3 Arbowet beoogt te beschermen, te weten dat hij als werknemer onder psychosociale werkbelasting heeft geleden, zich heeft verwezenlijkt. De gezondheidsproblemen van werknemer worden dan ook vermoed te zijn veroorzaakt door de omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden heeft verricht. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden een uitzondering dient te worden gemaakt op de hoofdregel van artikel 150 Rv, in die zin dat het bestaan van het oorzakelijke verband tussen de schending van de in artikel 3 Arbowet bedoelde zorgvuldigheidsnorm door het ziekenhuis en het ontstaan van de door werknemer gestelde schade wordt aangenomen, tenzij het ziekenhuis aannemelijk maakt dat de door werknemer gestelde schade ook zonder die tekortkomingen zou zijn ontstaan. Het ziekenhuis wordt overeenkomstig het bewijsaanbod tot dit tegenbewijs toegelaten. Verdere behandeling wordt aangehouden in afwachting van de bewijslevering.