Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Sportkader Nederland en Algemene Tennisvereniging Diemen
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:7153
Payrollwerkgever en materiële werkgever op grond van de cao hoofdelijk veroordeeld tot nabetaling van niet verjaarde vakantiedagen, feestdagen en taakuren van tennislerares nu er geen sprake is van all-in loon.

Feiten

Werkneemster werkt sinds april 2009 als tennislerares bij t.v. Diemen. In maart 2009 sloten (de rechtsvoorganger van) Sportkader en t.v. Diemen een overeenkomst van opdracht waarin staat dat Sportkader ter administratieve ontlasting formeel het werkgeverschap op zich zou nemen, een arbeidsovereenkomst met werkneemster zou sluiten, en t.v. Diemen maandelijks een bedrag zou betalen aan Sportkader gelijk aan het brutomaandsalaris van werkneemster, vermeerderd met werkgeverspremies. Op de arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en Sportkader is de cao voor Sportverenigingen van toepassing. Een tennisseizoen bij t.v. Diemen bestaat uit een zomer- en winterseizoen van elk 26 weken (zomer: 1 april-30 september; winter: 1 oktober-31 maart). In de praktijk maakten t.v. Diemen en werkneemster voorafgaand aan elk seizoen afspraken over het aantal te werken uren en het loon, en werd het loon over het hele seizoen ‘uitgesmeerd’. Bijvoorbeeld: als werkneemster 17 weken 18,5 uur per week werkte, kreeg zij gedurende 26 weken 12,1 uur per week uitbetaald (17:26 x 18,5), wat inhield dat tijdens ‘vrije’ weken doorbetaling plaatsvond op basis van spreiding van gewerkte/te werken uren, en niet als zelfstandige doorbetaling van vakantie of feestdagen. Sinds 2014 hebben werkneemster en t.v. Diemen discussie over de uitbetaling van leeftijdsgerelateerde vakantie-uren, feestdagen en taakuren. Van 2016 t/m 2022 ontving werkneemster jaarlijks 10 taakuren; vanaf 2023 werden geen taakuren meer betaald. Bij e-mail van 28 augustus 2023 heeft de gemachtigde van werkneemster t.v. Diemen gesommeerd tot betaling van achterstallige (leeftijdsgerelateerde) vakantiedagen, feestdagen en taakuren. T.v. Diemen heeft te kennen gegeven niet tot betaling te zullen overgaan. Werkneemster vordert samengevat onder meer rekening en verantwoording (inclusief deugdelijke salarisspecificaties met vakantie‑uren, feestdagen en taakuren), een verklaring voor recht over de bewijslast (indien all‑in loon is gebruikt) en hoofdelijke veroordeling van beide gedaagden tot betaling van drie hoofdsommen (vakantiedagen, feestdagen en taakuren over 2009-2024 met bedragen gespecificeerd).

Oordeel

De kantonrechter kwalificeert de arbeidssituatie als een payrollconstructie: Sportkader fungeert als formele werkgever en t.v. Diemen als opdrachtgever ‘onder wiens toezicht en leiding’ werkneemster haar arbeid verricht. In zo’n geval bepaalt artikel 7:616a BW dat werkgever en opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het aan de werknemer verschuldigde loon; werkneemster kan haar loonvorderingen dus tegen beide instellen.

Ten aanzien van de verjaring oordeelt de kantonrechter dat het hier niet gaat om het opnemen van vakantiedagen (waarvoor de vervaltermijn van art. 7:640a BW geldt), maar om de betaling van genoten maar niet uitbetaalde vakantiedagen; daarop is de reguliere verjaringstermijn van loonvorderingen (vijf jaar, art. 3:307 BW) van toepassing. De e-mail van 28 augustus 2023 geldt als stuitingshandeling (art. 3:317 BW). Werkneemster heeft zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden aanspraak te maken op betaling van (leeftijdsgerelateerde) vakantiedagen, feestdagen en taakuren vanaf de datum van indiensttreding, indien geen regeling wordt bereikt. Het gevolg is dat de vorderingen over 2009 tot en met 27 augustus 2018 zijn verjaard; de periode daarna is inhoudelijk te beoordelen en toewijsbaar indien gegrond.

Kern van het materiële oordeel is dat géén all‑in loon is overeengekomen waarin vakantiedagen en taakuren besloten lagen. De arbeidsovereenkomst vermeldt een afzonderlijke aanspraak op vakantiedagen en vakantietoeslag; uit contract en loonstroken blijkt niet dat in het uurloon ‘de betaling van vakantiedagen zat inbegrepen’. Het woord ‘taakuren’ komt niet voor in de arbeidsovereenkomst, cao of loonstroken, zodat partijen niet voor ogen hebben gehad dat deze in het uurloon zaten. De spreidingsconstructie (het ‘uitsmeren’ van gewerkte uren over 26 weken) maakt dat werkneemster tijdens vakantie feitelijk eerder gewerkte of nog te werken uren uitbetaald kreeg. Van vrije dagen met behoud van loon is geen sprake geweest.

Voor feestdagen geldt op grond van de cao dat als regel niet wordt gewerkt en dat het salaris dan wordt doorbetaald. In de praktijk was het tennispark op die dagen gesloten en werden lessen op andere dagen ingeroosterd. Werkneemster kreeg alleen de daadwerkelijk ingeroosterde lesuren betaald en niet de feestdag zelf, terwijl de cao juist doorbetaling op de feestdag voorschrijft. Daarom is nabetaling verschuldigd over de niet-verjaarde periode.

Taakuren zijn niet expliciet geregeld in contract of cao. De kantonrechter duidt het begrip aan de hand van branchebronnen: het VNT-advies spreekt over lesuren van 50 minuten (uitvoerende taak op de baan) met per negen lesuren een tiende ‘taakuur’ (voorbereidende/verzorgende taak buiten de baan), neerkomend op 10 minuten per lesuur; de KNLTB-richtlijn onderscheidt ‘podiumuren’ van 60 minuten (waarvan 50 begeleid les en 10 minuten voor andere zaken zoals pauzes, telefoontjes, ouders te woord staan) en taakuren buiten de baan (geplande besprekingen/vergaderingen, overleg met commissies, beleid opstellen, coaching, aanwezigheid bij evenementen).

Cijfermatig is de loonvordering van werkneemster niet betwist en dient die berekening als basis voor toewijzing. Voor (leeftijdsgerelateerde) vakantiedagen over 2018 wordt pro rata toegewezen (vordering tot 27 augustus 2018 verjaard), en de bedragen over 2019–2024 worden volledig toegewezen, totaal € 9.837,07 bruto. Voor feestdagen wordt eveneens pro rata toegekend voor 2018 en volledig voor 2019-2024, totaal € 3.133,77 bruto. Voor taakuren wordt vastgesteld dat werkneemster recht heeft op 10 taakuren in 2023 en 10 in 2024 tegen de onbetwiste uurtarieven, totaal € 644,10 bruto. Daarmee bedraagt de hoofdsom € 13.614,94 bruto.