Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 28 mei 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6763
Werkgever veroordeeld tot betaling van onder meer transitievergoeding, achterstallig loon en vakantietoeslag.

Feiten

Werknemer is op 25 maart 2024 als field operations in dienst getreden bij werkgeefster voor de duur van zes maanden en één dag. Vanaf 15 mei 2024 heeft werknemer zijn werkzaamheden voor werkgeefster wegens ziekte niet meer kunnen verrichten. Op 1 augustus 2024 heeft werkgeefster werknemer aangezegd dat zijn arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd, zodat de laatste dag van zijn arbeidsovereenkomst 26 september 2024 zal zijn. Werknemer verzoekt de kantonrechter werkgeefster te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en achterstallig loon met nevenvorderingen. Ondanks eerdere correspondentie tussen partijen heeft werkgeefster in deze procedure geen verweer gevoerd.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege op initiatief van werkgeefster niet is voortgezet, wordt zij veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, die € 367,07 bedraagt. De niet weersproken vordering tot betaling van het achterstallige loon van € 9.185,88 bruto over de periode 15 mei 2024 tot en met 26 september 2024 zal eveneens worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de vakantiebijslag van € 734,87 bruto. De wettelijke verhoging over de deze bedragen – zijnde 50%, oftewel € 4.960,38 – is op grond van artikel 7:625 BW eveneens toewijsbaar. Ook de vordering met betrekking tot de openstaande vakantiedagen ten bedrage van € 881,83 bruto zal als onweersproken worden toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van werkgeefster.