Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 september 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:9009
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 maart 2025 in dienst getreden van werkgeefster in de functie van verkeersregelaar. Het overeengekomen loon bedraagt € 14,06 bruto per uur. Werknemer en werkgeefster zijn een proeftijd van één maand overeengekomen. Op enig moment heeft werkgeefster aan werknemer een voorschot van € 1.000 netto betaald. Bij bericht van 25 maart 2025 heeft werkgeefster aan werknemer medegedeeld dat hij zijn afspraken niet nakomt en dat zij niet met hem als werknemer verdergaat. Werkgeefster heeft werknemer daarbij verzocht de geleende kleding, porto en pasje op kantoor in te leveren. Werknemer heeft bij brief van 16 mei 2025 werkgeefster gesommeerd tot betaling van de transitievergoeding van € 53,01 bruto, het achterstallig loon en de wettelijke verhoging van (op dat moment) 39%. Werkgeefster heeft bij e-mail van 21 mei 2025 aan werknemer medegedeeld dat de aanspraken van werknemer worden afgehandeld bij een extern administratiebureau. Bij e-mail van 27 mei 2025 heeft werknemer nogmaals gesommeerd tot betaling van het loon, de wettelijke verhoging (inmiddels 50%) en de transitievergoeding. Bij brief van 28 mei 2025 heeft werkgeefster medegedeeld dat werknemer uiterlijk op 1 juni 2025 zal worden uitbetaald voor de daadwerkelijk door hem gewerkte uren. Werkgeefster heeft zich daarbij verder op het standpunt gesteld dat werknemer meermaals niet op de werkplek aanwezig was. Op 1 juni 2025 heeft werknemer geen betaling van werkgeefster ontvangen. Werknemer verzoekt werkgeefster te veroordelen tot betaling van achterstallig loon inclusief vakantiebijslag, wettelijke verhoging, uitbetaling van 8 vakantie-uren, transitievergoeding, vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft recht op betaling van een totaalbedrag van € 1.528,09 bruto. Hoewel werkgeefster bij brief van 9 juli 2025 had gesteld dat de financiële afwikkeling al was geregeld, is gebleken dat dit niet klopt. Tijdens de zitting is vastgesteld dat werkgeefster op 12 juni 2025 slechts € 807,95 netto aan de werknemer heeft betaald, zodat zij niet aan al haar betalingsverplichtingen heeft voldaan.
Werknemer heeft onderbouwd dat hij in maart 2025 in totaal 125,5 uur heeft gewerkt. Hieruit volgt dat, na aftrek van het eerder ontvangen voorschot van € 1.000 netto, hij nog recht heeft op € 908,40 bruto aan achterstallig loon. Het verweer van werkgeefster dat werknemer minder uren zou hebben gewerkt, kon niet slagen, omdat zij niet heeft aangegeven hoeveel uren hij volgens haar wel heeft gewerkt en geen loonadministratie heeft overgelegd. Omdat het loon op het moment van het verzoek nog niet was betaald, heeft werknemer bovendien recht op de maximale wettelijke verhoging van 50% volgens artikel 7:625 BW, wat neerkomt op € 454,20 bruto. Daarnaast had werknemer bij het einde van het dienstverband acht vakantie-uren opgebouwd, die werkgeefster niet heeft betwist. Bij een uurloon van € 14,06 komt dit neer op € 112,48 bruto, welk bedrag wordt toegewezen. Werknemer vordert ook een transitievergoeding van € 53,01 bruto. Werkgeefster heeft hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. Haar stelling dat werknemer zelf ontslag zou hebben genomen, faalt, omdat uit het bericht van 25 maart 2025 duidelijk blijkt dat werkgeefster de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Daarom is de transitievergoeding verschuldigd en wordt deze toegewezen. Ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 278,98 worden toegewezen, aangezien werkgeefster hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd.
Werkgeefster wordt verder veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling. Tot slot worden de proceskosten aan de zijde van werknemer toegewezen, begroot op € 904, bestaande uit € 90 griffierecht en € 814 salaris van de gemachtigde, waarover eveneens wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vijftiende dag na de uitspraak tot aan de dag van betaling.
