Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 24 september 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8129
Feiten
Werkneemster is sinds 15 augustus 2016 voor 24 uur per week in dienst bij Zorgplus B.V. in de functie van cliëntmanager met een loon van € 3.801,11 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. In het jaar 2024 onderhoudt de leidinggevende doorlopend contact met werkneemster over de thuissituatie, de balans tussen de thuissituatie en werk, de bestaande bezorgdheid over die balans en mogelijk uitvallen voor werkzaamheden, de samenwerking met werkneemster en de samenwerking binnen het team waarvan zij deel uitmaakt. Een en ander is vastgelegd in gespreksverslagen. In december 2024 geeft werkneemster aan dat ze het op haar werk niet meer naar haar zin heeft. Dat heeft volgens haar niets te maken met haar functie, maar met de samenwerking met de leidinggevende. In januari 2025 zijn er gesprekken met de vertrouwenspersoon van Zorgplus over de vraag hoe om te gaan met het opzeggen van vertrouwen in de samenwerking met haar leidinggevende. In dit overleg biedt werkneemster geen passend antwoord op deze vraag. Vervolgens meldt werkneemster zich ziek. Zorgplus wil in gesprek gaan met werkneemster en na verschillende uitnodigingen zegt Zorgplus een loonopschorting, dan wel bij aanhoudend niet meewerken een loonstop aan. Werkneemster vraagt een deskundigenoordeel bij het UWV aan met de vraag of haar re-integratie-inspanningen voldoende zijn. Het deskundigenoordeel luidt dat de re-integratie-inspanningen van werkneemster voldoende zijn. Zorgplus verzoekt ontbinding op de g-, h- en i-grond. Werkneemster verzoekt Zorgplus niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair afwijzing en in het geval van ontbinding onder meer een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Oordeel
Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster sinds 21 januari 2025 arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Dit betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte in beginsel aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Dat is alleen anders als het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft, dan wel als er sprake is van omstandigheden waardoor de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Naar het oordeel van de kantonrechter houden de door Zorgplus gestelde feiten en omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd verband met de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen vanwege het bestaan van het opzegverbod. Aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de door Zorgplus aangevoerde gronden voor ontbinding komt de kantonrechter dan ook niet toe. Dit geldt ook voor de verzoeken van werkneemster tot toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. De loonvordering van werkneemster over de periode van de loonstop wordt wel toegewezen. Dit geldt ook voor de vergoeding van de kosten van het deskundigenoordeel.
