Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 5 september 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7845
Feiten
Werknemer is in dienst geweest van Schoonmaakorganisatie Succes B.V. (hierna: Succes). Met ingang van 27 januari 2025 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen geëindigd. Succes heeft een transitievergoeding ter hoogte van € 7.976,02 bruto aan werknemer voldaan, berekend vanaf 7 december 2015 tot 27 januari 2025. Werknemer verzoekt voor recht te verklaren dat de transitievergoeding dient te worden berekend vanaf de aanvang van het dienstverband met Succes, derhalve vanaf 1 maart 2003 en Succes te veroordelen aan werknemer te voldoen het restant van de transitievergoeding ad € 11.139,56 bruto. De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking van 12 juni 2025 overwogen dat moet worden vastgesteld of werknemer in de periode van 1 juni 2015 tot 7 december 2015 feitelijk nog steeds werkzaam is geweest voor Succes, dan wel of Yasmijn B.V. – van wie werknemer van 1 juni tot 6 december 2015 betalingen heeft ontvangen – geldt als opvolgend werkgever van Succes volgens de toenmalige maatstaf (het ‘zodanige banden’-criterium). Werknemer is in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen. Ook heeft de kantonrechter in de tussenbeschikking geoordeeld over het WWZ-overgangsrecht ten aanzien van de ketenregeling en de berekening van de transitievergoeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de door werknemer genomen akte wordt het voorlopige oordeel van de kantonrechter weergegeven als dat “de transitievergoeding nog voor beperkte periode kan worden toegekend (…) omdat er een knik van meer dan 3 maanden zit tussen het contract dat eindigt op 1 augustus 2013 (4 maanden later), gevolgd door een contract dat ingaat per 1 december 2013. Daarmee zou de keten doorbroken zijn”. Werknemer stelt vervolgens dat de periode van drie maanden die onder het oude recht gold in verband met de ketenregeling een andere is dan die van zes maanden die van belang is voor het bepalen van de transitievergoeding. Werknemer geeft hier het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet juist weer. Overwogen is dat de ‘knik’ van vier maanden in 2013 gelet op het overgangsrecht niet betekent dat de transitievergoeding wordt beperkt. Het is echter wel van belang dat werknemer na 1 juni 2015, namelijk per 7 december 2015, een vast dienstverband heeft gekregen bij Succes. Dat heeft als gevolg, zoals overwogen, dat de periode van 1 juli 2012 tot 1 juli 2015 niet meetelt voor het berekenen van de transitievergoeding, omdat daarin de meergenoemde ‘knik’ van vier maanden zit. Dit is destijds een bewuste keuze geweest van de wetgever. Werknemer reageert hier niet op en weerlegt dit voorlopige oordeel dan ook niet. De kantonrechter blijft daarom bij dit oordeel. Dit maakt dat werknemer ten hoogste over de periode 1 juli 2015 tot 7 december 2015 een aanspraak heeft op Succes, omdat Succes immers de transitievergoeding heeft betaald die is berekend over de periode vanaf 7 december 2015. In zijn akte heeft werknemer gesteld dat hij bewijslevering ‘niet opportuun’ acht als tot vorenstaand oordeel wordt gekomen. De kantonrechter begrijpt daaruit dat werknemer afziet van bewijslevering. Dit betekent dat zijn verzoek wordt afgewezen, omdat niet komt vast te staan dat Succes in de periode 1 juli 2015 tot 7 december 2015 de werkgever van werknemer was, althans Yasmijn als opvolgend werkgever van Succes gold.
