Feiten

Bij dagvaarding van 29 juli 2025 hebben eisers een vordering ingesteld bij de kantonrechter teneinde – kort gezegd – een veroordeling van de staat te bewerkstelligen om hen vanuit Afghanistan naar Nederland te evacueren in verband met de stelling dat zij als voormalige bewakers werkzaam zijn geweest voor de Nederlandse ambassade te Afghanistan en daardoor thans groot gevaar lopen onder het huidige bewind in dat land. De staat heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen.

Oordeel

Voor de beslissing over het bevoegdheidsincident is de kantonrechter er vooralsnog voldoende van overtuigd dat de eisers personen zijn, die artikel 7:658 lid 4 BW bescherming beoogt te bieden. Artikel 7:658 lid 4 BW is er duidelijk in dat het de kantonrechter is die bevoegd is van desbetreffende vorderingen kennis te nemen. De staat trekt dat in twijfel, met een verwijzing naar de parlementaire geschiedenis. Uit de tekst waarnaar wordt verwezen leidt de staat af dat de kantonrechter alleen bevoegd is, althans kan zijn, in het geval een persoon zowel een vordering instelt tegen de (formele) werkgever als tegen de inlener. De kantonrechter volgt deze lezing niet. Naar het oordeel van de kantonrechter duidt de tekst erop dat artikel 7:658 lid 4 BW tot gevolg heeft dat beide vorderingen door dezelfde rechter behandeld worden. Zonder deze bepaling zou, in geval van een vordering tegen zowel de werkgever als de inlener, de kantonrechter de vordering tegen de inlener juist moeten verwijzen naar team Handel, omdat die vordering dan niet tot de competentie van de kantonrechter zou behoren. Die onwenselijke situatie heeft de wetgever willen voorkomen. De kantonrechter acht zich dan ook bevoegd van de vordering van eisers kennis te nemen en daarover de beslissen.