Rechtspraak
Feiten
Op 15 augustus 2021 hebben in Afghanistan de Taliban de macht overgenomen van de regering die het land bestuurde. Kort voordat de Taliban de macht overnamen, is (o.a.) de ambassade van Nederland verlaten en hebben de ambassademedewerkers zich verplaatst naar de internationale luchthaven van Kaboel. Vanaf die luchthaven zijn Nederlandse ambassademedewerkers, alsmede Hongaarse bewakers van de ambassade, met evacuatievluchten uit Afghanistan geëvacueerd. Voor de bewaking van (de buitenste ring van de) Nederlandse ambassade in Kaboel had de staat een overeenkomst gesloten met een lokale dienstverlener, X. X had voor deze bewakingsdiensten lokaal personeel, waaronder eisers, in dienst, die zij op haar beurt aan de staat ter beschikking stelde om de overeengekomen bewakingswerkzaamheden te verrichten. Naast lokale medewerkers waren ook Hongaarse bewakers als bewakers van de ambassade werkzaam. Ondanks meerdere verzoeken daartoe heeft de staat geweigerd eisers en hun familieleden naar Nederland over te brengen. Eisers vorderen in dit kort geding kort samengevat dat de kantonrechter de staat gebiedt eisers en hun familieleden over te brengen naar Nederland.
Oordeel
Toepasselijk recht
Tussen eisers en de staat bestaat geen contractuele verhouding, dus dient in beginsel aan de hand van de regels van internationaal privaatrecht te worden beoordeeld welk recht op het geschil toepassing moet vinden. Omdat de prestaties van eisers geleverd moesten worden in Afghanistan leiden de regels van internationaal privaatrecht er in beginsel toe dat het geschil moet worden beoordeeld naar Afghaans recht. In dit geval is de kantonrechter echter van oordeel dat het Afghaans recht niet kan worden toegepast, omdat er geen sprake is van een internationaal erkend bestuur en de rechtsorde op dit moment in verregaande mate is opgeschort. De kanontrechter baseert zijn oordeel om die reden op het Nederlands recht ‘by default’, dus omdat er geen beter alternatief voor handen is. Voor de beoordeling neemt de kantonrechter tot uitgangspunt dat de staat een inlener is in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW.
Beoordeling aansprakelijkheid
Artikel 7:658 lid 4 BW bevat geen zelfstandige juridische grondslag voor een vordering van een uitzendkracht op een inlener, hoogstens zou gezegd kunnen worden dat het artikellid een uitwerking, een ‘lex specialis’ is van de onrechtmatige daad, zoals die in artikel 6:162 BW is gedefinieerd. Dat betekent dat moet zijn voldaan aan alle voorwaarden van een onrechtmatige daad, wil sprake zijn van aansprakelijkheid van de inlener, in het bijzonder het element ‘onrechtmatigheid’. Naar het oordeel van de kantonrechter is artikel 7:658 lid 4 BW ook voor situaties als de voorliggende geschreven, namelijk dat ingeleende krachten de inlener kunnen aanspreken voor de gevolgen van de risico’s die hun werkzaamheden met zich brengen. In het voorliggende geval zijn die gevolgen de vrijheidsbeperkende situaties en de bedreigingen, waarmee eisers zijn geconfronteerd en die het gevolg zijn van de rol, die de Taliban hun toedicht als handlangers van hun tegenstanders en het risico dat zij als zodanig lopen voor hun veiligheid. In die zin bestaat er ook causaal verband, een van de voorwaarden voor een aanspraak op basis van onrechtmatige daad, tussen de werkzaamheden van eisers en de situatie waarin eisers zich bevinden. Verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0616 (Davelaar/Allspan), oordeelt de kantonrechter dat de staat ten tijde van de evacuatie uit Kaboel al een verboden onderscheid heeft gemaakt tussen eisers en de Hongaarse beveiligers, die eveneens via X werkzaam zijn geweest bij de ambassade in Kaboel en die de staat wel uit Afghanistan heeft geëvacueerd. Als tussenconclusie kan gelden dat de staat als inlener jegens eisers een zorgplicht had en dat de staat die zorgplicht onvoldoende inhoud heeft gegeven. In die zin heeft de staat gehandeld in strijd met artikel 7:658 lid 4 BW en dat is onrechtmatig. Eisers hebben schade geleden en lijden die nu nog. Daarvoor is de staat jegens eisers aansprakelijk. Eisers vorderen in deze procedure het opheffen van een onrechtmatige toestand, namelijk overbrenging vanuit hun huidige risicovolle situatie naar het voor hen veilige Nederland. Die vordering wordt toegewezen in die zin dat de kantonrechter de staat zal veroordelen om aan eisers en hun familieleden op een door eisers aan te geven tijdstip en plaats transportmiddelen ter beschikking te stellen, waarmee de staat hen naar Nederland overbrengt, en de staat te veroordelen eisers en hun familieleden tot Nederland toe te laten, zodanig dat eisers en hun familieleden in Nederland kunnen worden toegelaten tot de geldende asielprocedure(s). Door de veroordeling aldus te formuleren blijft het risico dat eisers en hun familieleden de plaats van vertrek van de transportmiddelen op het af te spreken tijdstip niet kunnen bereiken bij eisers rusten. Dat acht de kantonrechter aanvaardbaar. De staat wordt daardoor alleen veroordeeld tot datgene dat hij ook daadwerkelijk kan uitvoeren.