Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10467
Feiten
Werkneemster is van 1 februari 2024 tot en met 31 januari 2025 in dienst geweest bij RealPars. Zij stelt dat de financiële afwikkeling van haar arbeidsovereenkomst niet correct is verlopen en vordert betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag, niet genoten vakantiedagen, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. RealPars betwist iedere verplichting tot betaling. Na 21 oktober 2024 werkte werkneemster niet meer voor RealPars. Dit volgt uit een complexe situatie waarin partijen verschillend hebben begrepen wat er op 26 september 2024 is besproken over de financiële situatie van RealPars. Werkneemster wilde onderzoeken of het UWV een rol kon spelen bij de betaling van haar loon, terwijl RealPars dit begreep als een wens tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Vervolgens stelde RealPars een conceptbeëindigingsovereenkomst op, die werkneemster overviel en waardoor zij zich onder druk voelde staan. Door de stress en spanning raadpleegt zij op 16 oktober 2024 de huisarts en op 31 oktober 2024 de bedrijfsarts, die adviseert haar tijdelijk vrij te stellen van werk totdat de situatie is opgelost. Dit advies wordt op 18 november 2024 herhaald door de Werk Vermogen Specialist. Ondanks eerdere pogingen tot overleg op 13 en 18 december 2024 lukt het partijen niet om de situatie te verbeteren. De arbeidsovereenkomst loopt uiteindelijk van rechtswege af op 31 januari 2025.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat werkneemster na 21 oktober 2024 niet meer heeft gewerkt, maar dat dit niet kan worden aangemerkt als werkweigering. De bedrijfsarts en de Werk Vermogen Specialist hebben vastgesteld dat zij tijdelijk moest worden vrijgesteld van werk vanwege ernstige klachten door de werksituatie. Dit advies geldt als leidend, omdat geen deskundigenoordeel is aangevraagd. Gelet hierop is sprake van een situatie die voor rekening van RealPars komt, zodat zij gehouden is het loon over november en december 2024 en januari 2025 te betalen. Daarnaast is vastgesteld dat RealPars een bedrag van € 1.035,35 bruto eenzijdig heeft verrekend als vakantiedagen over oktober 2024, terwijl werkneemster hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Ook dit bedrag moet aan haar worden uitgekeerd, inclusief de wettelijke rente.
De kantonrechter stelt vast dat werkneemster recht heeft op de transitievergoeding, waarbij een reeds betaalde betaling van € 1.677,68 bruto in mindering wordt gebracht. Het resterende bedrag van € 559,23 bruto wordt toegekend, met wettelijke rente vanaf 28 februari 2025. Een vordering tot billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat RealPars niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld bij het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst.
Wat betreft de vakantiedagen en vakantiebijslag merkt de kantonrechter op dat werkneemster recht heeft op uitbetaling van de resterende 80 uren niet opgenomen vakantiedagen en op de opgebouwde vakantiebijslag tot het einde van het dienstverband, verminderd met eerdere betalingen. De wettelijke verhoging wordt toegewezen, maar beperkt tot 15% vanwege de samenloop met de wettelijke rente en de financiële situatie van RealPars. Werkneemster krijgt ook loonstroken verstrekt en een bedrag van € 1.021,78 aan buitengerechtelijke kosten, terwijl een voorlopige voorziening niet nodig wordt geacht omdat alle vorderingen inmiddels zijn beoordeeld. Ten slotte moeten de proceskosten door RealPars worden betaald, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.