Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 juli 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5439
Feiten
Op 1 augustus 2023 treedt werknemer voor onbepaalde tijd bij NIF in dienst als investment partner. Naast werknemer zijn er nog vier andere investment partners bij NIF werkzaam. Artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat werknemer deelneemt aan de bonusregeling van NIF. Volgens de bonusregeling kan werknemer in aanmerking komen voor de jaarlijkse bonus die afhankelijk is van het behalen van door NIF vastgestelde criteria aan het begin van elk jaar. De bonus is maximaal € 450.000 bruto en prestatieafhankelijk, waarbij wordt gemeten met “strategic key performance indicators” (hierna: kpi’s) die worden vastgesteld door de renumeratiecommissie. Op 16 mei 2024 bericht NIF werknemer over een schending van het geheimhoudingsbeding en wordt hem voorgehouden dat het gevolg van de overtreding o.a. beëindiging van de arbeidsovereenkomst is. Op 28 mei 2024 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst met NIF opgezegd per 1 augustus 2024. Op 15 juni 2024 heeft NIF aan werknemer laten weten dat aan hem over 2023 en 2024 25% van de maximale bonus wordt betaald. Op 13 maart 2025 heeft NIF, op aanbeveling van de renumeratiecommissie, aan de investment partners over 2024 45% van de maximale bonus toegekend. Werknemer vordert NIF te veroordelen tot betaling van de achterstallige bonus over de periode 1 augustus 2023 tot 1 augustus 2024.
Oordeel
NIF is in augustus 2023 opgericht. Voor 2023 heeft zij 25% van de maximale bonus betaald aan de investment partners, onder wie werknemer. De kpi’s waren toen nog niet vastgesteld. Dat is ook begrijpelijk en aanvaardbaar omdat NIF toen in de opstartfase was. NIF had met haar discretionaire bevoegdheid de vrijheid om aan de investment partners 25% van de maximale bonus toe te kennen. Daarmee heeft zij niet gehandeld in strijd met goed werkgeverschap. Dat betekent dat de vordering van werknemer voor het meerdere dan de door NIF betaalde bonus voor 2023 niet toewijsbaar is. NIF heeft in 2024 voldaan aan haar verplichting om kpi’s vast te stellen. Werknemer was met die kpi’s bekend. Daarover was immers overleg gevoerd. Vaststaat dat aan de overgebleven investment partners voor 2024 45% van de maximale bonus is toegekend en betaald. De rechtbank is van oordeel dat NIF in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door werknemer voor 2024 niet ook de 45% van de maximale bonus toe te kennen. Het enkele feit dat een bonus pas aan het eind van een boekjaar wordt vastgesteld brengt niet mee dat voor toekenning van een bonus is vereist dat een investment partner het gehele jaar in dienst is. De waarschuwing op 16 mei 2024 is onvoldoende reden om hem minder dan 45% toe te kennen. Daarmee is een nabetaling van de bonus over 2024 toewijsbaar tot € 52.500.