Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 juli 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:4960
Feiten
Werkneemster is per 1 februari 2022 in dienst getreden bij Cainiao Supply Chain Netherlands B.V. (hierna: CSCN) in de functie van senior expert. Zij is op 17 januari 2025 op staande voet ontslagen, vanwege het bedenken en faciliteren van een constructie van visumfraude door middel van identiteitswisseling voor een collega. Bij mondelinge uitspraak van 9 april 2025 heeft de kantonrechter in kort geding, samengevat en voor zover van belang, geoordeeld dat aannemelijk is dat de bodemrechter het ontslag op staande voet zal vernietigen, omdat het niet onverwijld aan werkneemster is gegeven. CSCN is veroordeeld tot doorbetaling van het achterstallige loon en emolumenten, te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 25%. Werkneemster verzoekt de kantonrechter onder meer het ontslag op staande voet te vernietigen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. CSCN heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zij naar aanleiding van de gesprekken met werkneemster op 3 januari 2025 bekend raakte met de dringende reden(en) die zij ten grondslag heeft gelegd aan het uiteindelijk op 24 januari 2025 aan werkneemster gegeven ontslag op staande voet. CSCN heeft geen goede verklaring kunnen geven waarom er liefst een periode van 21 dagen heeft gezeten tussen het bekend worden met die dringende reden en het daadwerkelijk geven van het ontslag op staande voet. CSCN heeft van 6 tot en met 9 januari 2025 nog gesprekken gevoerd met verschillende personen, maar heeft niet toegelicht welke invloed deze gesprekken hebben gehad op de beslissing van CSCN om werkneemster op staande voet te ontslaan. Het Chinese management heeft op 17 januari 2025 besloten over te gaan tot ontslag op staande voet van werkneemster, maar CSCN heeft onvoldoende toegelicht dat zij in de tussenliggende periode voldoende voortvarend heeft gehandeld. Dat CSCN een internationaal concern is en een dergelijke beslissing via verschillende (management)lagen tot stand komt, rechtvaardigt evenmin de lange termijn tussen het moment van het bekend worden van de dringende reden en het op 24 januari 2025 gegeven ontslag op staande voet. De conclusie is dat CSCN onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Omdat werkneemster ter zitting heeft verklaard terug te willen naar CSCN, betekent dit dat het ontslag op staande voet zal worden vernietigd. Omdat daarmee het primaire verzoek van werkneemster wordt toegewezen, wordt aan de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken niet toegekomen en behoeven deze niet te worden beoordeeld. Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd, wordt toegekomen aan het ontbindingsverzoek van CSCN. Uit de verklaringen van werkneemster volgt dat zij heeft bewerkstelligd dat een persoon onder de naam van een andere persoon voor CSCN is gaan werken. Het is evident dat het voor werkneemster duidelijk was, althans zeker ook gelet op haar hoge functie en salaris had moeten zijn, dat deze handelswijze als volstrekt ontoelaatbaar wordt beschouwd door CSCN. Met dit gedrag heeft werkneemster verwijtbaar gehandeld jegens CSCN en wel zodanig dat van CSCN in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Werkneemster beroept zich op het opzegverbod. De ontslaggrond houdt echter geen verband met de ongeschiktheid wegens ziekte. De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden. Omdat werkneemster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zal bij het bepalen van de einddatum geen rekening worden gehouden met de opzegtermijn. De einddatum van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 augustus 2025. Werkneemster is kennismigrant en heeft aangevoerd dat zij maximaal drie maanden de tijd heeft om een nieuwe werkgever te vinden. Lukt haar dat niet, dan kan haar verblijfsvergunning worden ingetrokken. In dit belang van werkneemster wordt reden gezien om de arbeidsovereenkomst niet per de datum van deze beschikking te beëindigen, maar met ingang van 1 augustus 2025. De proceskosten worden gecompenseerd.