Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 31 juli 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:4950
Feiten
NS en werknemer hebben in de kern een geschil over de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen hen moet worden ontbonden. De directe aanleiding voor het door NS gedane ontbindingsverzoek zijn de na het geweldsincident door NS gestelde bekend geworden (en door werknemer betwiste) omstandigheden, te weten dat werknemer bewust en voor een langere periode met een verboden stroomstootwapen tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft rondgelopen en dat hij daarover tegenover NS in strijd met de waarheid heeft verklaard. Het handelen van werknemer tijdens het incident op 16 maart 2024 op zichzelf (met name zijn inzet van het stroomstootwapen waarbij twee reizigers en een collega van werknemer waren betrokken), ligt niet aan het ontbindingsverzoek ten grondslag.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er kan niet met de benodigde redelijke en voldoende mate van zekerheid worden gezegd dat werknemer bewust en voor een langere periode een verboden stroomstootwapen tijdens meerdere diensten met zich heeft gedragen (aspect 1), en daarmee dus (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld zodanig dat van NS in redelijkheid niet meer kan worden gevraagd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Hetzelfde geldt voor het bewust in strijd met de waarheid verklaren tijdens het (eerste) interne onderzoek (aspect 2). Ook dat is nog niet voldoende komen vast te staan. NS is in de gelegenheid gesteld van deze aspecten bewijs te leveren. De kantonrechter overweegt dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden gezegd dat werknemer op 14 februari 2024 hetzelfde verboden stroomstootwapen/object aan D en A heeft getoond als waar het om 16 maart 2024 over ging. Daarmee is aspect 1 niet voldoende aannemelijk geworden. Dat heeft tot gevolg dat het beroep op de e-grond niet kan slagen, want indien aspect 1 niet komt vast te staan is aspect 2 (dat voortvloeit uit aspect 1) voor de beoordeling van de e-grond niet meer relevant. Dit heeft tot gevolg dat ook niet kan worden overgegaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond. Voor de beoordeling van de g-grond resteert alleen nog aspect 2, dat wil zeggen: in strijd met de waarheid verklaren over het bewust en voor een langere periode tijdens meerdere diensten bij zich dragen van een verboden stroomstootwapen tijdens het (eerste) interne onderzoek naar aanleiding van het incident op 16 maart 2024. Omdat een langere periode tijdens meerdere diensten niet voldoende aannemelijk is geworden, kan werknemer daarover ook niet in strijd met de waarheid hebben verklaard tijdens het (eerste) interne onderzoek. Tot slot kan ook op basis van de i-grond niet worden overgegaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aan de i-grond zijn namelijk (gecombineerd) voor een groot deel dezelfde omstandigheden als bij de e- en g-grond ten grondslag gelegd. De andere omstandigheden die NS aan de i-grond ten grondslag heeft gelegd heeft zij niet tot nauwelijks onderbouwd, zodat dit ook alleen daarom al geen reden kan zijn om over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, in die zin dat van NS niet langer gevraagd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet wordt ontbonden.