Naar boven ↑

Rechtspraak

Gepo Vleeswaren B.V./werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 juli 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2023
Het hof oordeelt, in navolging van de kantonrechter, dat het ontslag op staande voet vanwege het meenemen van worsten niet rechtsgeldig is.

Feiten

Werknemer is per 14 september 1987 in dienst getreden bij Gepo Vleeswaren B.V. (hierna: Gepo). Gepo houdt zich bezig met de productie van vleeswaren. Op 6 mei 2024 is werknemer op staande voet ontslagen vanwege het meenemen van worsten zonder te betalen. In eerste aanleg heeft werknemer aangegeven te berusten in het ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is omdat onvoldoende gebleken is van een duidelijk beleid omtrent het meenemen van worsten en omdat aannemelijk is dat er sprake was van een gebruik ten aanzien van het meenemen door werknemers van onverkoopbare worsten. De kantonrechter heeft werknemer een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding toegekend. Gepo voert in hoger beroep aan dat er sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Gepo heeft daartoe gesteld dat de tijd van gratis leverworsten in 2011 is afgeschaft en dat werknemer sindsdien worstengeld ontving. Leverworsten mogen niet zomaar worden meegenomen, maar moeten worden betaald. Van een ‘kratjes-gewoonte’, waarmee onverkoopbare worsten mochten worden meegenomen door het personeel, was geen sprake. Gepo voert aan dat er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. Uit de ontslagbrief in combinatie met de overgelegde verklaringen blijkt dat er bij Gepo jarenlang worsten in een personeelskrat bij de hygiënesluis stonden, die door het personeel mochten worden meegenomen. Het hof ziet, net als de kantonrechter, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van enkele collega’s van werknemer over deze praktijk te twijfelen. Er is onvoldoende gebleken dat er sprake was van een eenduidig en kenbaar beleid omtrent het al dan niet meenemen van worsten. Gelet op de ontslagbrief was niet zozeer de aard van de meegenomen worsten relevant, maar wel dat er op 3 mei 2024 geen personeelskrat met worsten stond. Werknemer heeft daarover in het verzoekschrift in eerste aanleg verklaard dat hij op 3 mei 2024 tijdens zijn werk op een krat leverworsten stuitte die niet voldeed aan de eisen om verkocht te worden, maar wel mochten worden meegenomen door werknemers. Omdat het al einde werkdag was heeft werknemer het krat niet bij de uitgang gezet, maar wilde hij dat op 6 mei 2024 alsnog doen. Werknemer heeft bij verweerschrift in hoger beroep gesteld dat de kratten met onverkoopbare worsten op een specifieke plaats in het magazijn stonden. Hierop heeft Gepo niet meer gereageerd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Het hof gaat ervan uit dat het krat met onverkoopbare worsten op een specifieke plaats in het magazijn stond. De aan werknemer verweten diefstal is niet komen vast te staan. Het hof is daarnaast met de kantonrechter van oordeel dat Gepo onvoldoende rekening heeft gehouden met de door werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Werknemer was ten tijde van het ontslag op staande voet 59 jaar oud en bijna 37 jaar bij Gepo in dienst. Op twee officiële waarschuwingen van 20 maart 2023 en 21 maart 2023 met betrekking tot het rookbeleid na was sprake van een vlekkeloos dienstverband. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van dringende redenen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Aangezien het hof in het voorgaande heeft geoordeeld dat er geen sprake is van dringende redenen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen, is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van Gepo en heeft werknemer recht op een billijke vergoeding. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat een billijke vergoeding van € 150.000 bruto passend is. Het hof acht het niet onaannemelijk dat werknemer tot de pensioendatum op 13 maart 2032, dus nog acht jaar vanaf de datum van het ontslag op staande voet, bij Gepo was blijven werken, aangezien het incident met de worsten geen ontbindingsgrond zou hebben opgeleverd. Gepo wordt in de proceskosten veroordeeld.