Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting MaasWonen/werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20 mei 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1175
Beƫindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de i-grond met toekenning van de maximale vergoeding als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW.

Feiten

Werknemer is per 16 april 2018 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Stichting MaasWonen (hierna: MaasWonen). Werknemer heeft begin 2022 een liquiditeitstekort niet tijdig gemeld waardoor een lening aan de Nederlandse Waterschapsbank N.V. van 3,4 miljoen euro niet tijdig kon worden afgelost. MaasWonen heeft werknemer hiervoor op 4 februari 2022 een officiële waarschuwing gegeven. Op 1 maart 2022 zijn partijen een verbetertraject voor de duur van zes maanden gestart. Partijen hebben met elkaar afgesproken dat werknemer voor het einde van het verbetertraject een merkbare en structurele verbetering in zijn functioneren moest laten zien. Werknemer heeft zich op 19 september 2022 ziek gemeld wegens burn-outklachten. Sinds 18 september 2023 is werknemer weer volledig hersteld. MaasWonen heeft werknemer met ingang van 17 november 2023 op non-actief gesteld. In hoger beroep heeft MaasWonen de grondslag van haar verzoek gewijzigd. Zij beroept zich nu ook op artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub i BW (de i-grond) en stelt subsidiair dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen op grond van een combinatie van omstandigheden genoemd in de d- en g-grond, omdat van MaasWonen in redelijkheid niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens MaasWonen is er sprake geweest van een behoorlijk verbetertraject, evaluaties en disfunctioneren van werknemer en is de arbeidsverhouding tussen partijen, en die tussen werknemer en zijn collega’s en leidinggevenden, onherstelbaar verstoord. Herplaatsing van werknemer in een andere functie ligt niet in de rede en is ook feitelijk niet mogelijk gebleken. MaasWonen heeft werknemer een alternatieve functie aangeboden die hij heeft afgewezen, aldus MaasWonen.

Oordeel

De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking van 8 mei 2024 het verzoek op de d-grond afgewezen wegens het ontbreken van een behoorlijk verbetertraject en MaasWonen in de gelegenheid gesteld om schriftelijke verklaringen over te leggen waarop werknemer mocht reageren. De kantonrechter heeft in de eindbeschikking van 2 oktober 2024 het ontbindingsverzoek op de g-grond eveneens afgewezen en MaasWonen in de proceskosten veroordeeld, omdat de door MaasWonen overgelegde verklaringen haar stelling dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord, onvoldoende ondersteunen, althans onvoldoende concreet zijn. Het hof is van oordeel dat MaasWonen voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van disfunctioneren van werknemer. Concluderend kan worden vastgesteld dat werknemer vóór en ook tijdens het verbetertraject in verschillende opzichten onvoldoende heeft gefunctioneerd en dat hem dat ook duidelijk moet zijn geworden, maar dat, door het ontbreken van schriftelijke verslaglegging van de evaluatiegesprekken tijdens het verbetertraject, niet kan worden vastgesteld dat MaasWonen werknemer in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren waardoor van een voldragen d-grond geen sprake is. Omdat het gebrek aan vertrouwen en de moeizame samenwerking met de collega’s in hoofdzaak zijn veroorzaakt door het feit dat werknemer binnen de organisatie van MaasWonen niet naar behoren functioneerde maar niet kan worden vastgesteld dat werknemer voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn functioneren te verbeteren, is er geen sprake van een voldragen g-grond. Ook verder is het hof van oordeel dat MaasWonen onvoldoende heeft aangevoerd om een beroep op de g-grond te kunnen honoreren. Het hof acht het echter niet aannemelijk dat het functioneren van werknemer bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst zal verbeteren, gelet op het weinig succesvol verlopen verbetertraject, terwijl de arbeidsverhouding verstoord is geraakt door het disfunctioneren van werknemer, wat weer het gevolg lijkt van persoonskenmerken van werknemer die vermoedelijk evenmin vatbaar zijn voor verandering nu werknemer maar weinig zelfreflectie heeft getoond. Het voortzetten van de arbeidsovereenkomst zou derhalve waarschijnlijk leiden tot een verslechtering van de nu reeds problematische samenwerking. De combinatie van deze omstandigheden brengt mee dat van MaasWonen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het hof ziet grond voor toepassing van deze bepaling gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval, en zal de maximale cumulatievergoeding toekennen met name wegens het ontbreken van de schriftelijke vastlegging van de met werknemer gehouden evaluatiegesprekken waardoor niet kan worden vastgesteld dat MaasWonen werknemer tijdens de looptijd van het verbetertraject naar behoren in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren. De proceskosten worden gecompenseerd.