Naar boven ↑

Rechtspraak

AFRS Inspectie en Analyse B.V./ werknemer c.s.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29 april 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:2633
Werknemers hebben recht op uitbetaling van overuren. Het niet volgen van de schriftelijke regels rond overuren is geen reden om betaling van overuren af te wijzen

Feiten

AFRS is een onderneming die zich bezighoudt met de inspectie, analyse en inventarisatie van asbest. Werknemer B is met ingang van 1 april 2019 bij AFRS in dienst getreden. Werknemer A is, na een proefplaatsing via het UWV, per 10 november 2019 bij AFRS in dienst getreden. In beide arbeidsovereenkomsten is bepaald dat de werknemer vijf dagen per week ten minste 40 uur voor AFRS werkzaam moet zijn. Verder is overeengekomen dat indien het noodzakelijk is om buiten de reguliere werktijden en/of in het weekend werk te verrichten, op maandag tot en met vrijdag een vergoeding van 125% en in het weekend een vergoeding van 175% van het bruto-uurloon geldt. De uiteindelijke beslissing betreffende overwerk wordt genomen door de directie. In de arbeidsovereenkomsten van werknemers is ook opgenomen dat een arbeidsvoorwaardenregeling (Personeelshandboek) van toepassing is waarin een aantal zaken voor wat betreft werktijd en overuren verder is uitgewerkt. Werknemer B heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juni 2021. Werknemer A heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 november 2021.
Werknemers hebben bij de kantonrechter gevorderd – voor zover nog van belang in hoger beroep – dat AFRS aan hen de gewerkte overuren en de opgebouwde niet-genoten vakantiedagen over de overuren betaalt, nader op te maken bij staat. Ook moet AFRS aan hen de rittenregistraties ter beschikking stellen van de leaseauto’s waarmee zij naar klanten van AFRS zijn gereden. De kantonrechter heeft AFRS veroordeeld tot betaling van de door werknemers gewerkte overuren nader op te maken bij staat. Omdat AFRS aannemelijk heeft gemaakt dat zij onmogelijk de rittenregistraties kan afgeven, is deze vordering door de kantonrechter afgewezen. AFRS heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Werknemers zijn van mening dat de reistijd naar en van de klantlocatie volledig als doorbetaalde werktijd moet worden aangemerkt, terwijl AFRS stelt dat volgens de arbeidsovereenkomst en het Personeelshandboek slechts een deel van de reistijd als werktijd wordt beschouwd. Het hof oordeelt dat gelet op het partijdebat en het bepaalde in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst en artikel 10.2 van het Personeelshandboek de afspraak tussen AFRS en werknemers erop neerkomt dat per enkele reis (woon-werk) maximaal één uur reistijd wordt afgetrokken en de rest van de reistijd van die reis wordt vergoed. Hieruit volgt dat niet de volledige reistijd van huis naar de klantlocatie (en terug) geldt als doorbetaalde werktijd en dat daarvan maximaal twee uur per dag wordt afgetrokken. AFRS heeft aangevoerd dat eventueel gemaakte overuren niet zijn betaald omdat de regels rond overuren niet zijn gevolgd. In het Personeelshandboek is opgenomen dat overuren alleen gedeclareerd kunnen worden als de leidinggevende schriftelijk heeft verzocht om overwerk te verrichten. Het hof stelt vast dat hieronder in elk geval valt het inplannen van een medewerker door AFRS voor meer dan 40 uur per week of het aansluitend aan gepland werk opdragen van extra werk waardoor 40 uur in die week wordt overschreden. Bij de bepaling of van deze situaties sprake is, moet ook rekening worden gehouden met eventuele doorbetaalde reistijd in die week en de pauze van een half uur per werkdag. Over deze overuren is in elk geval een vergoeding verschuldigd. Het hof constateert verder dat niet is gebleken dat het urenregistratieformulier verplicht was voor de indiening van de overuren. Dat kon ook op andere manieren. Vanwege de manier waarop AFRS feitelijk omging met het indienen van overuren en de betaling daarvan constateert het hof dat het argument dat de regels rond overuren niet zijn gevolgd onvoldoende is om de overuren niet uit te betalen. De conclusie is dat aannemelijk is dat werknemers overuren hebben gemaakt, dat in voorkomende gevallen een deel van de reistijd ook als doorbetaalde werktijd heeft te gelden, dat het niet volgen van de schriftelijke regels rond overuren geen reden is om betaling van overuren af te wijzen en dat er geen sprake is van schending van de klachtplicht door werknemers zodat zij hun recht om vergoeding van gemaakte overuren te claimen niet zijn verloren.