Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 juni 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:7005
Ontbindingsverzoek op basis van (seksueel) grensoverschrijdend handelen door docent. Werkgever mag bewijzen dat docent een studente tijdens een rekenles van achteren bij haar borsten heeft aangeraakt. Beslissing aangehouden.

Feiten

Werknemer is vanaf 23 november 2009 in dienst bij een regionaal opleidingsinstituut voor mbo-onderwijs en volwasseneneducatie (hierna: werkgeefster). De functie van werknemer is docent BVE. Tijdens een gesprek op 2 december 2024 heeft een studente aan werkgeefster laten weten dat werknemer haar tijdens de les van donderdag 14 november 2024 van achteren zou hebben vastgepakt, waarbij hij haar borsten heeft aangeraakt. Werknemer is op 4 december 2024 geschorst met als reden dat er een intern onderzoek wordt ingesteld naar een klacht met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag bij een minderjarige studente. In het kader van het onderzoek zijn studenten, onder wie de betreffende studente, en ook werknemer gehoord. In het onderzoeksrapport van 20 december 2024 is geconcludeerd dat sprake is geweest van fysiek grensoverschrijdend gedrag door werknemer. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op de e- dan wel de g-grond. Werknemer is het niet eens met het verzoek en vindt dat het moet worden afgewezen. Hij betwist dat hij de studente op 14 november 2024 of op een andere dag bij haar borsten zou hebben aangeraakt. Hij zegt zich niet te herkennen in zulk gedrag en betwist daarmee de conclusie in het onderzoeksrapport. Volgens hem is het onderzoek niet deugdelijk uitgevoerd en rammelt het rapport aan alle kanten.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kernvraag is of werknemer de studente tijdens een rekenles op 14 november 2024 van achteren bij haar borsten heeft aangeraakt. Als dit gedrag komt vast te staan, rechtvaardigt dit naar het oordeel van de kantonrechter ontbinding op de e-grond. Werkgeefster onderbouwt haar standpunt dat dit het geval is met een onderzoeksrapport, met de conclusie dat vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van fysiek seksueel grensoverschrijdend gedrag door werknemer. Werknemer heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat er op 14 november 2024 iets bijzonders is gebeurd of dat hij de studente zou hebben aangeraakt. Volgens werknemer is hij door de onderzoekers alleen gevraagd naar een incident waarbij hij de betreffende studente uit de klas heeft gestuurd. Dit laatste lijkt ook te volgen uit het onderzoeksrapport. De kantonrechter is het met werknemer eens dat er bij lezing van het onderzoeksrapport vragen rijzen, zoals op welke datum wat precies is gebeurd en waargenomen door anderen. Twee studenten hebben gespreksverslagen ondertekend. Andere studenten, onder wie de studente in kwestie, zijn weliswaar gehoord, maar van gesprekken met hen zijn geen ondertekende gespreksverslagen. Ook zijn hun verklaringen niet opgenomen in het onderzoeksrapport. Er is voorts een aantal ‘van horen zeggen’- verklaringen bij en er zijn studenten die verklaard hebben dat zij geen ongepaste dingen hebben gezien of ervaren. Al met al kan op basis van de inhoud van het onderzoeksrapport in combinatie met de naderhand overgelegde aantekeningen van verklaringen én de toelichting van werkgeefster op de zitting niet worden geconcludeerd dat werknemer op 14 november 2024 de studente van achteren bij haar borsten heeft aangeraakt en ook geen andere relevante duidelijke conclusie worden getrokken. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen de stellige betwisting door werknemer. Werkgeefster krijgt conform haar bewijsaanbod daarom een bewijsopdracht ten aanzien van haar stelling dat werknemer de studente tijdens een rekenles op 14 november 2024 van achteren bij haar borsten heeft aangeraakt. Direct daarna mag werknemer eventueel (tegen)bewijs leveren, waarna partijen op elkaars bewijs mogen reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.