Naar boven ↑

Rechtspraak

X c.s./Y c.s.
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 20 juni 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:4497
Arbeidsovereenkomst tussen Hongaarse arbeidsmigranten en uitzendbureau niet aangetoond. Verrichten van werkzaamheden bij inlener staat wel vast. Inlener is op grond van artikel 7:616a BW hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van loon.

Feiten

Zes Hongaarse arbeidsmigranten hebben werkzaamheden verricht bij vleesbewerkende bedrijven (hierna: de inlener). Werkers stellen dat zij op verschillende data naar Nederland zijn gereisd om te werken. Via een tussenpersoon zijn zij in contact gekomen met uitzendbureau X (hierna: het uitzendbureau), dat hen volgens werkers heeft uitgeleend aan de inlener om slagerswerkzaamheden te verrichten. Ook heeft het uitzendbureau huisvesting voor hen geregeld, aldus werkers. Werkers stellen dat zij allen op 8 november 2024 door of in opdracht van het uitzendbureau mondeling op staande voet zijn ontslagen, omdat zij hun werkzaamheden niet goed genoeg zouden hebben verricht. Werkers verzoeken onder meer een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomsten niet rechtsgeldig zijn opgezegd en hoofdelijke veroordeling van het uitzendbureau en de inlener tot doorbetaling van loon. Werkers houden de inlener op grond van artikel 7:616a BW hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbetalingen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Geen arbeidsovereenkomsten met uitzendbureau

Er is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende grond voor de conclusie dat sprake is van arbeidsovereenkomsten tussen werkers en het uitzendbureau en dat zij in verband daarmee door het uitzendbureau van huisvesting zijn voorzien. De echtheid van de door werkers overgelegde werkgeversverklaringen is door het uitzendbureau gemotiveerd betwist en de toelichting van werkers ter zitting biedt geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat deze verklaringen daadwerkelijk door of namens het uitzendbureau zijn afgegeven. Andere gegevens die duiden op arbeidsovereenkomsten tussen werkers en het uitzendbureau zijn er niet. De verzoeken van werkers worden afgewezen voor zover deze zijn gericht tegen het uitzendbureau.

Inlener hoofdelijk aansprakelijk voor loonbetaling

De inlener erkent dat vijf van de zes werkers (kort) via een uitzendbureau bij haar werkzaam zijn geweest. De inlener heeft niet betwist dat dit is geweest in de door werkers gestelde periodes en heeft evenmin betwist dat aan hen over die periodes geen loon is betaald. Dat betekent dat de inlener als opdrachtgever op grond van artikel 7616a BW in beginsel hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het loon aan de vijf werkers over die periodes tot 8 november 2024. Dat is anders (vgl. art. 7:616a lid 2 BW) indien de inlener aannemelijk maakt dat hem, gelet op de omstandigheden van het geval, niet kan worden verweten dat het loon niet is voldaan. Daarvoor heeft de inlener echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld. Het verzoek de inlener te veroordelen tot betaling van loon is dan ook toewijsbaar voor zover het vijf van de zes werkers betreft en voor zover het gaat over de periode tot 8 november 2024.