Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21 januari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:5906
Directeur op non-actief gesteld nadat werkgeefster ontslagaanvraag bij het UWV heeft ingediend wegens bedrijfseconomische redenen. Geen sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. Werkgeefster moet directeur werkzaamheden laten hervatten.

Feiten 

Werknemer werkt sinds 1 juni 2022 bij werkgeefster als algemeen directeur. Werkgeefster bevindt zich in een moeilijke bedrijfseconomische situatie. In november 2024 heeft werkgeefster werknemer laten weten dat zij heeft besloten dat zijn functie komt te vervallen. Werkgeefster heeft werknemer een vaststellingsovereenkomst aangeboden, maar daar is hij niet mee akkoord gegaan. Werkgeefster heeft op 4 december 2024 bij het UWV een ontslagaanvraag voor werknemer ingediend wegens bedrijfseconomische redenen. Volgens werknemer worden sinds de aanzegging door werkgeefster dat zijn functie vervalt, zijn gebruikelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden eenzijdig bij hem weggenomen en bij anderen belegd. Werkgeefster heeft werknemer op 17 december 2024, een dag na het indienen van deze kortgedingprocedure, op non-actief gesteld. Werknemer eist dat werkgeefster wordt veroordeeld tot zijn wedertewerkstelling, op straffe van een dwangsom, en dat werkgeefster wordt veroordeeld in de werkelijke advocaatkosten. Werkgeefster heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de eis van werknemer.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het standpunt van werkgeefster dat werknemer haar in deze procedure onjuiste verwijten maakt en dat dit ertoe leidt dat zij niet meer op werknemer als directeur kan vertrouwen, wordt niet gevolgd. Hoewel het te begrijpen is dat de ontslagprocedure bij het UWV en deze kortgedingprocedure een negatieve impact hebben op de arbeidsrelatie tussen partijen, kunnen deze omstandigheden op zichzelf niet in de weg staan aan een wedertewerkstelling. Dat zou het onaanvaardbare gevolg hebben dat de werkgever een terugkeer van de werknemer naar zijn werkplek eigenhandig kan frustreren. Voor de vaststelling van een onwerkbare situatie, dusdanig dat van de werkgever niet meer kan worden gevergd om de werknemer weer te werk te stellen, moet daarom sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Daarvan is onvoldoende gebleken. Werkgeefster heeft aangevoerd dat zij het onbegrijpelijk vindt dat werknemer stelt dat er geen sprake is van bedrijfseconomische omstandigheden, omdat werknemer zich juist zeer bewust was van de ernst van de situatie. Dit is echter geen zwaarwegende grond. Werknemer heeft slechts naar aanleiding van de mededelingen van werkgeefster over de ontslagaanvraag bij het UWV vragen gesteld die verband hielden met zijn rechtspositie als werknemer van werkgeefster. Dat maakt nog niet dat hij zijn werk als algemeen directeur niet meer kan uitvoeren.

Dat werknemer in deze procedure stelt dat werkgeefster zijn werkzaamheden heeft afgenomen en dat hij op een zijspoor is geplaatst, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een onwerkbare situatie. Het is voorstelbaar dat het een erg vervelende boodschap was voor werknemer om te horen dat werkgeefster zijn functie wilde laten vervallen, en dat werknemer de ontwikkelingen in aanloop naar de ontslagaanvraag en daarna daarom zo heeft ervaren. Datzelfde geldt voor de stelling van werknemer dat hij onder druk is gezet om een vaststellingsovereenkomst te tekenen. Ook de uitlatingen van werknemer over de reden waarom een belangrijke opdrachtgever van werkgeefster niet met nieuwe orders kwam, en het verband tussen de reorganisatie en de voorgenomen verkoop van de X, zijn onvoldoende om vast te stellen dat er sprake is van een onwerkbare situatie, dusdanig dat van werkgeefster niet meer kan worden gevergd om werknemer weer aan het werk te laten. Voor zover werkgeefster heeft betoogd dat werknemer zijn werkzaamheden niet meer kan hervatten omdat er geen werk meer voor hem is, oordeelt de kantonrechter dat dit voor rekening en risico van werkgeefster komt en dat dit niet aan werknemer kan worden tegengeworpen. Werkgeefster heeft zonder voldoende zwaarwegende grond besloten om werknemer op non-actief te stellen.

De kantonrechter veroordeelt werkgeefster om werknemer binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis onverkort in staat te stellen zijn werkzaamheden op de gebruikelijke wijze en met alle daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden te laten hervatten, op straffe van een dwangsom van € 250 voor iedere dag dat werkgeefster in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, tot een maximum van € 10.000.