Werknemer is vanaf 1 december 1996 bij Jabil in dienst als store operator. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bij Jabil geldende regels inzake ziekmelden van toepassing. Op 1 september 2008 meldt werknemer zich per e-mail ziek. Omdat werknemer niet telefonisch bereikbaar was die dag, heeft Jabil het loon vanaf 1 september 2008 tot 16 oktober 2008 (eerste verschijning bij bedrijfsarts) niet uitbetaald. Thans vordert werknemer uitbetaling van het achterstallige loon. Ten aanzien van zijn arbeidsongeschiktheid beroept werknemer zich op een deskundigenverklaring van het UWV. De werkgever stelt zich onder andere op het standpunt dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid en dat aan het deskundigenoordeel van het UWV geen gewicht toekomt, omdat het deskundigenonderzoek ruim zes maanden na de arbeidsongeschiktheidsperiode heeft plaatsgevonden en uit andere bescheiden niets blijkt dat het oordeel van het UWV ondersteunt.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het mag zo zijn dat aan het deskundigenoordeel op zichzelf geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden, dat wil niet zeggen dat het oordeel door een der partijen zonder meer ter zijde kan worden gelegd. Dit zou het aanvragen van een deskundigenoordeel – het doel is immers het verkrijgen van een onafhankelijk en onpartijdig oordeel - in feite zinledig maken. Daarvoor is minstens noodzakelijk dat blijkt van bijkomende feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat aan het deskundigenoordeel geen gewicht dient te worden toegekend. Van deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval sprake. Met name het feit dat het deskundige oordeel volledig en eenzijdig is gebaseerd op de uitlatingen van werknemer, alsmede het feit dat de ingebrachte stukken van de huisarts en dermatoloog geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel van de verzekeringsarts, moet aan dit oordeel worden voorbijgegaan.

Volgt afwijzing van de vordering.