Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 oktober 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2843
Feiten
Werkneemster is op 1 februari 2020 bij werkgeefster in dienst getreden in de functie van HR-manager voor 34 uur per week. Op 23 januari 2023 is werkgeefster failliet verklaard. Het bedrijf heeft vervolgens een doorstart gemaakt. De arbeidsovereenkomst met werkneemster is door de curatoren in het faillissement van werkgeefster per 8 maart 2023 opgezegd. In de koopovereenkomst tussen de curatoren en de nieuwe eigenaren van werkgeefster staat een derdenbeding opgenomen, inhoudende dat alle werknemers van de failliet een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgen aangeboden. Hieraan is een boetebeding gekoppeld, inhoudende dat wanneer de nieuwe eigenaren van werkgeefster zich niet aan voornoemde afspraak houden, zij gehouden zijn een boete van € 5000 per niet overgenomen werknemer te betalen, ten gunste van de voedselbank. Werkgeefster heeft werkneemster geen nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden. Werkneemster heeft in eerste aanleg vergoeding gevorderd van haar schade, geleden door de niet-nakoming door werkgeefster van het derdenbeding door werkneemster geen arbeidsovereenkomst aan te bieden. De kantonrechter heeft het beroep van werkneemster op het derdenbeding gehonoreerd en heeft werkgeefster wegens niet-nakoming van dat beding veroordeeld tot schadevergoeding begroot op in hoofdsom € 29.774,03. Werkgeefster heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Uitleg derdenbeding
Werkgeefster stelt zich allereerst op het standpunt dat niet werkneemster het recht heeft de in het derdenbeding bedongen prestatie te vorderen, maar de voedselbank. Met andere woorden, het beding zou geen derdenbeding ten behoeve van werkneemster zijn. Het hof gaat hier niet in mee. Het betoog van werkgeefster is reeds op grond van de tekst van het beding kansloos, nu het beding allereerst door partijen een derdenbeding is genoemd en daarin de werknemers van werkgeefster zijn genoemd als derden voor wie het beding is bedoeld. De bedongen prestatie strekt ook onmiskenbaar tot bescherming van de belangen van de werknemers van werkgeefster. De voedselbank heeft pas een belang in geval van niet-nakoming door werkgeefster van de jegens werknemers bedongen prestatie. Voorts stelt werkgeefster dat het boetebeding aan de schadevordering in de weg staat. Ook dit is een onhoudbaar betoog, nu de bedongen boete evident is bedoeld als prikkel tot nakoming die de kernverplichting jegens de werknemers van werkgeefster onverlet laat. Tekst noch strekking van het beding laat werkgeefster de vrije keuze tussen nakoming of de boete.
Schadeberekening
De schadeberekening van de kantonrechter houdt in hoger beroep stand. De kantonrechter is onder meer terecht uitgegaan van een schadeperiode van drie jaar op grond van een door werkneemster gesteld vlekkeloos dienstverband van drie jaar bij werkgeefster. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter de duur van het dienstverband bij werkgeefster in redelijkheid als graadmeter kunnen zien, temeer daar werkneemster het naar eigen zeggen bij werkgeefster erg naar haar zin had en niet is betwist dat zij daar vlekkeloos heeft gefunctioneerd. Ook het hof gaat daarom bij zijn berekening uit van een verwachte duur van drie jaar. Ook met de loonsverhoging van 7% en de bonus (als structureel bestanddeel van het salaris) heeft de kantonrechter terecht rekening gehouden.
Conclusie
Bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep volgt.
