Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 7 oktober 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:6175
Feiten
Werknemer is van 15 november 1999 tot 1 april 2025 in dienst geweest bij Sopra Steria Nederland B.V. (hierna: SSN). Een pensioentoezegging in de zin van de toen geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet maakt onderdeel uit van zijn arbeidsvoorwaarden. De pensioentoezegging houdt volgens de arbeidsovereenkomst in dat SSN een premiepercentage van de pensioengrondslag beschikbaar stelt, zodat werknemer een voorziening kan treffen in het licht van een ouderdomspensioen (OP), een arbeidsongeschiktheidspensioen en een weduwen- en wezenpensioen. Werknemer heeft ter uitvoering van de pensioentoezegging een verzekering afgesloten met Nationale Nederlanden (NN). Dit is een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 2 lid 4 onder c PSW (een zogeheten C-polis) en heeft het karakter van een premieregeling. De inhoud van de pensioenovereenkomst is vastgelegd in de pensioenbrief van 1 december 1999. Werknemer stelt dat SSN zonder zijn instemming de pensioenovereenkomst niet correct heeft uitgevoerd. SSN heeft vanaf 2004 een premie voor opbouw van het nabestaandenpensioen (NP) gehanteerd van 1,4% per dienstjaar en een jaarlijks samengestelde stijging van 3%. Overeengekomen is een vast bedrag aan premie zonder indexering of stijging. Door deze handelwijze is een deel van de aan de totale pensioenovereenkomst toekomende premie aangewend voor het NP en onttrokken aan het OP en is er minder OP opgebouwd. Zijn vordering strekt ertoe het door hem geleden nadeel in de opbouw van zijn OP te compenseren. Werknemer legt aan zijn vorderingen primair nakoming van de pensioenovereenkomst ten grondslag. Subsidiair legt werknemer schadevergoeding wegens gebrekkige nakoming van de pensioenovereenkomst, dan wel wegens een door SSN gepleegde onrechtmatige daad aan zijn vorderingen ten grondslag.
Oordeel
Zowel voor de nakomingsvordering als voor de schadevergoedingsvordering geldt een verjaringstermijn van vijf jaar. Voor de nakomingsvordering begint deze termijn te lopen vanaf het moment dat de schuldeiser bekend is met de tekortkoming; voor de schadevergoedingsvordering vanaf het moment dat de benadeelde bekend is met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon. Volgens vaste rechtspraak moet deze bekendheid subjectief worden opgevat: het gaat om daadwerkelijke, persoonlijke bekendheid met de relevante feiten.
Werknemer heeft zijn vorderingen ingesteld op 12 april 2024 en beroept zich er niet op dat er vóór die datum een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden. Het hof moet daarom beoordelen wanneer werknemer voldoende bekend was met de gestelde tekortkoming en schade. SSN stelt dat dit al in oktober 2008 het geval was, toen een nieuwe pensioenovereenkomst werd gesloten en werknemer, bijgestaan door een adviseur, wist dat de premie voor het NP volgens hem te hoog was en ten koste ging van de opbouw van het OP. Werknemer betwist dit en stelt dat hij pas in juli 2022 ontdekte dat de verhoging van de NP-premie niet het gevolg was van een wetswijziging (de Wet Witteveen), zoals hij altijd had aangenomen.
Het hof volgt het standpunt van SSN en oordeelt dat werknemer in elk geval op 28 november 2008 op de hoogte was van de wijziging in de premieheffing en de gevolgen daarvan voor zijn pensioenopbouw. Uit correspondentie blijkt dat werknemer zich toen al bewust was van de aanpassing van de NP-premie en de negatieve impact daarvan op zijn OP-opbouw. Ook had hij, geadviseerd door zijn pensioenadviseur, ingestemd met de aanpassing. Het feit dat werknemer in een onjuiste veronderstelling verkeerde over de oorzaak van de wijziging, doet daar niet aan af: hij wist immers dat de wijziging was doorgevoerd en dat hij daardoor schade leed. De verjaringstermijn is daarom op 28 november 2008 aangevangen en liep af op 28 november 2013.
Het hof verwerpt het betoog van werknemer dat de verjaring pas later is gaan lopen, omdat hij pas in 2022 ontdekte dat de wijziging niet verplicht was. Ook acht het hof het beroep van SSN op verjaring niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Werknemer heeft zich jarenlang actief met zijn pensioen beziggehouden, werd bijgestaan door een adviseur en had geen belemmering om tijdig een vordering in te stellen of de verjaring te stuiten. SSN hoefde er niet op te rekenen dat werknemer na zoveel jaren alsnog een vordering zou instellen over dit specifieke onderdeel van de pensioenregeling. Het hoger beroep van werknemer slaagt niet en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter: de vorderingen van werknemer zijn verjaard.
