Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 14 oktober 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:6320
Feiten
Werknemer is sinds 21 november 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst van DAF Trucks N.V. (hierna: DAF), een internationale fabrikant van (zware) vrachtwagens, als onderhoudsmonteur B. Op 5 april 2024 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens rugklachten. Op 24 mei 2024 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat werknemer kon starten met licht inpakwerk bij de afdeling DSU (een afdeling binnen DAF die voorziet in passend werk voor arbeidsongeschikte medewerkers). Werknemer kon zich hierin niet vinden en heeft DAF laten weten dat hij de werkzaamheden niet zal uitvoeren. Ook heeft werknemer een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Het UWV heeft vervolgens geoordeeld dat werknemer geen goede reden heeft om de re-integratiewerkzaamheden te weigeren. Werknemer is daarom in juli 2024 gestart met re-integratie op een andere afdeling, namelijk de afdeling Draadbomen. In november 2024 heeft DAF werknemer echter geïnstrueerd zijn re-integratie op de afdeling DSU voort te zetten. Werknemer heeft vervolgens geprotesteerd tegen overplaatsing naar een andere afdeling. Omdat werknemer, ook na een advies van de bedrijfsarts, bleef weigeren zijn re-integratie voort te zetten op de afdeling DSU heeft DAF op 9 december 2024 een loonstop aangekondigd. In de periode van 10 december tot en met 17 december 2024 heeft werknemer toch aangepaste werkzaamheden verricht op de afdeling DSU. Op 17 december 2024 heeft DAF het loon van werknemer stopgezet, omdat werknemer had aangekondigd niet meer op de afdeling DSU te willen werken. Werknemer is daarna niet meer op werk verschenen. Op 19 februari 2025 heeft het UWV in een deskundigenoordeel geoordeeld dat werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. In onderhavige procedure verzoekt DAF de arbeidsovereenkomst met werknemer op de kortst mogelijk termijn en zonder toekenning van een transitievergoeding te ontbinden wegens (ernstig) verwijtbaar handelen (e-grond). Werknemer verzoekt in een tegenverzoek om betaling van het achterstallig loon over de periode van 17 december 2024 tot 15 april 2025. De belangrijkste vraag die de kantonrechter in deze procedure moet beantwoorden, is of de werkzaamheden die werknemer in het kader van zijn re-integratie moest verrichten passende arbeid was.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat verschillende deskundigen keer op keer, namelijk vanaf eind mei 2024 tot half februari 2025, hebben gerapporteerd dat werknemer geschikt is voor het uitvoeren van passende arbeid en dat onder passende arbeid in dit geval wordt verstaan (licht inpak)werk op de afdeling DSU bij DAF. Uit beide deskundigenoordelen van het UWV blijkt tevens dat het door DAF aan werknemer aangeboden werk passend is. Hoewel dus meerdere malen is geconcludeerd dat de arbeid op de afdeling DSU passend is en dat werknemer geen goede reden heeft om de door DAF aangeboden arbeid niet te accepteren, is werknemer niet overgegaan tot (blijvende) hervatting van de re-integratiewerkzaamheden. Met name vanaf november 2024 is zijn gedrag duidelijk veranderd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aangepast werk op de afdeling DSU aan te merken is als passende arbeid en dat DAF van werknemer mocht verlangen dat hij zijn re-integratie op die afdeling zou vervolgen. Indien werknemer het niet eens was met het uit te voeren werk op de afdeling DSU, dan had werknemer in november 2024 (of kort daarna) opnieuw een deskundigenoordeel aan kunnen vragen bij het UWV. Dat heeft hij niet gedaan. Het voorgaande leidt ertoe dat werknemer zonder deugdelijke grond heeft geweigerd de passende arbeid op de afdeling DSU te verrichten. Daardoor heeft hij niet voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen en is sprake van verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer. De kantonrechter merkt dit handelen bovendien aan als ernstig verwijtbaar. Dat heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst op basis van de e-grond op de kortst mogelijke termijn en zonder toekenning van een transitievergoeding wordt ontbonden. Het tegenverzoek van werknemer tot betaling van achterstallig loon wordt afgewezen, omdat werknemer geen deskundigenoordeel heeft overgelegd terwijl de wet dit wel vereist.
