Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Ventum Security Services B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11818
Werkgeefster is niet geslaagd in haar bewijs dat zij werknemer op staande voet heeft ontslagen. Werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, vakantietoeslag en niet genoten vakantiedagen.

Feiten

Werknemer is op 28 november 2022 bij Ventum Security Services B.V. (hierna: VSS) gaan werken op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden. Werknemer wil dat de kantonrechter VSS veroordeelt tot betaling van achterstallig salaris, niet genoten vakantiedagen en vakantietoeslag tot en met 27 november 2023. VSS is het niet eens met de vordering van werknemer. Volgens VSS is werknemer op 30 juni 2023 op staande voet ontslagen en is daarmee de arbeidsovereenkomst tot een einde gekomen. In het tussenvonnis van 25 oktober 2024 heeft de kantonrechter VSS opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 30 juni 2023 rechtsgeldig is geëindigd.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. VSS is niet geslaagd het haar opgedragen bewijs te leveren. De getuigenverklaringen aan de zijde van VSS zijn zodanig verschillend dat dit tot gevolg heeft dat de door VSS beschreven gang van zaken over het ontslag op staande voet niet is komen vast te staan. De getuigen aan de zijde van VSS verklaren anders over wie de ontslagbrief heeft gemaakt en hoe die brief bij werknemer terecht zou moeten zijn gekomen. Ook de door VSS in het geding gebrachte producties zijn onvoldoende om van de juistheid van de door VSS gestelde gang van zaken uit te gaan. Niet in geschil is dat VSS voor 30 juni 2023 opdracht had om beveiligingswerkzaamheden uit te voeren en dat werknemer op 20 juni 2023 stond ingeroosterd. Werknemer heeft echter verklaard dat hij niet is gaan werken die dag en zich heeft ziekgemeld. De inkoopnota voor werkzaamheden op 30 juni 2023, het rooster van VSS waarop te zien is dat werknemer op 30 juni 2023 staat ingedeeld, de urenregistratie van VSS en de factuur waarop de werkzaamheden van 30 juni 2023 bij de opdrachtgever in rekening worden gebracht zijn onvoldoende om daaruit af te leiden dat werknemer op 30 juni 2023 heeft gewerkt. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en VSS niet op 30 juni 2023 is geëindigd. Subsidiair heeft VSS zich op het standpunt gesteld dat de loonvordering van werknemer moet worden afgewezen omdat hij geen deskundigenoordeel van het UWV bij de dagvaarding heeft gevoegd (artikel 7:629a lid 1 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit geval het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van werknemer worden gevergd, omdat niet gebleken is dat VSS voorafgaand aan de procedure de arbeidsongeschiktheid van werknemer heeft betwist. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat werknemer in de periode 30 juni 2023 tot en met 27 november 2023 arbeidsongeschikt was. VSS wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, vakantietoeslag en niet genoten vakantiedagen tot en met 27 november 2023.