Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2338
Feiten
Opdrachtgever heeft met X, de eenmanszaak van zzp’er, op 10 augustus 2022 een overeenkomst van opdracht gesloten voor de verzorging en begeleiding aan cliënten van opdrachtgever in een intramurale setting voor de periode van 18 juli 2022 tot en met 17 november 2022. Op 12 oktober 2022 hebben de locatiemanager van opdrachtgever en zzp’er met elkaar gesproken. Op 13 oktober 2022 is zzp’er uit de WhatsApp-groep van opdrachtgever verwijderd. Zzp’er heeft op 18 oktober 2022 aangegeven dat hij heeft begrepen dat hij niet meer wordt ingepland en geen toegang meer heeft tot het medewerkersportaal en gevraagd om toelichting daarover. De locatiemanager heeft medegedeeld dat het contract niet is verlengd en dat hij daarom ook geen toegang meer heeft tot het medewerkersportaal. Ook is aangegeven dat de ingediende facturen niet meer worden voldaan. Op 31 oktober 2022 heeft zzp’er aanspraak gemaakt op betaling van facturen voor oktober en november. Opdrachtgever heeft de door zzp’er gewerkte uren betaald. De overige gefactureerde uren heeft hij niet betaald. Zzp’er vordert betaling. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Zzp’er komt tegen het vonnis in hoger beroep.
Oordeel
Het hof oordeelt dat op grond van de overeenkomst de opdrachtgever te allen tijde kan opzeggen, met een opzegtermijn van dertig dagen. Opdrachtgever heeft dus, met inachtneming van deze opzegtermijn, zzp’er kunnen berichten dat de overeenkomst niet werd verlengd. Van enige wanprestatie door opdrachtgever is ook geen sprake, noch is het annuleren van de al overeengekomen diensten in strijd met de redelijkheid. Uit de overeenkomst blijkt niet dat partijen zijn overeengekomen dat opdrachtgever een minimumaantal uren of diensten aan zzp’er diende aan te bieden en in de overeenkomst is niets vastgelegd omtrent het niet meer inplannen en het annuleren van reeds geplande diensten. Opdrachtgever kon derhalve zzp’er niet meer inplannen en reeds geplande diensten annuleren. Met de kantonrechter is het hof verder van oordeel dat er geen sprake is van de situatie zoals geregeld in artikel 7:411 lid 1 BW. In deze zaak is de verschuldigdheid van het loon niet afhankelijk van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend. Zzp’er werd per uur betaald en opdrachtgever heeft hem het loon over de gewerkte uren voldaan. Van enige wanprestatie door opdrachtgever is geen sprake, noch is sprake van strijd met de redelijkheid. Dat zzp’er inkomensschade heeft geleden die hij niet met vervangende werkzaamheden kon compenseren kan opdrachtgever niet worden aangewreven. Nog daargelaten dat de overeenkomst van opdracht bepaalt dat geen partij tegenover de andere partij aanspraak kan maken op schadevergoeding wegens het eindigen of de beëindiging van de overeenkomst is zzp’er ondernemer en daaraan zijn risico’s verbonden, waaronder het risico geen inkomsten te genereren als de opdrachtgever geen gebruik meer wenst te maken van de diensten van de ondernemer. Het hof gaat ervan uit dat zzp’er dit risico in zijn uurtarief had verdisconteerd. De toepassing van de tussen partijen gemaakte afspraken was in de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
