Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 19 september 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:10681
Feiten
Werkneemster is sinds 1 april 2021 in dienst bij het Kadaster. Op 5 april 2024 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts verwachtte dat werkneemster het werk per 5 augustus 2024 volledig zou kunnen hervatten. Werkhervatting is niet tot stand gekomen. Werkneemster heeft diverse afspraken met de bedrijfsarts en het Kadaster gemist. Na voorafgaande waarschuwing leidde dit tot een loonstop per 26 augustus 2024. Op 28 oktober 2024 heeft het UWV een deskundigenoordeel afgegeven op verzoek van het Kadaster, met als conclusie dat werkneemster onvoldoende had meegewerkt aan de re-integratie. Op 2 december 2024 heeft werkneemster de bedrijfsarts alsnog bezocht, die toen geen fysieke beperkingen heeft geduid. Op 12 februari 2025 oordeelde de bedrijfsarts dat werkneemster medisch gezien binnen twee maanden volledig belastbaar zou zijn voor haar eigen werk. Op 25 maart 2025 oordeelde de bedrijfsarts dat werkneemster onveranderd in staat was om te starten met re-integratie. Werkneemster is per brief van 1 april 2025 door het Kadaster uitgenodigd voor een gesprek over haar re-integratie op 15 april 2025. Werkneemster werd gewaarschuwd voor een loonsanctie indien zij niet zou verschijnen. Zonder afmelding is zij alsnog niet verschenen. Het Kadaster heeft daarop een tweede loonstop toegepast per 16 april 2025. Werkneemster werd vervolgens nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op 29 april 2025. Zij werd opnieuw gewaarschuwd voor de arbeidsrechtelijke consequenties indien zij niet zou verschijnen. Zonder afmelding is zij opnieuw niet verschenen. Op 23 juni 2025 heeft het UWV een tweede deskundigenoordeel gegeven op verzoek van het Kadaster, waarin opnieuw werd geoordeeld dat werkneemster onvoldoende heeft meegewerkt aan re-integratie. Het Kadaster verzoekt nu de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden onder meer wegens (ernstig) verwijtbaar handelen. Werkneemster heeft aangegeven dat zij dakloos is en dat er veel in haar leven is gebeurd. Ook zij geeft aan dat het in haar belang is dat de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk eindigt.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat voldoende is komen vast te staan dat werkneemster niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Werkneemster is op vele afspraken met de werkgever of met de bedrijfsarts niet verschenen, vaak zonder zich af te melden. Als zij zich wel afmeldde, dan waren de verklaringen wisselend. Re-integratie was hierdoor onmogelijk. Het Kadaster heeft meerdere maatregelen getroffen om werkneemster ertoe te bewegen alsnog aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen. Er zijn voldoende berichten gestuurd en steeds is geprobeerd opnieuw afspraken te maken. Ook is tot tweemaal toe het loon stopgezet. Deze maatregelen hebben echter geen (blijvend) effect gehad en niet tot het alsnog nakomen van de re-integratieverplichtingen geleid. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige van het UWV ook tot tweemaal toe geoordeeld dat er sprake is van onvoldoende re-integratie inspanningen door werkneemster. De kantonrechter heeft begrip voor de privésituatie van werkneemster. Dat werkneemster deugdelijke redenen had om niet aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen of daartoe niet in staat was, is de kantonrechter echter niet gebleken. Van een situatie dat werkneemster geen verwijt kan worden gemaakt van het niet meewerken aan haar re-integratie, is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. De kantonrechter kwalificeert het over langere tijd herhaaldelijk niet (voldoende) meewerken aan haar re-integratie door werkneemster als ernstig verwijtbaar. Zij heeft haar verplichtingen ernstig verzuimd. Het Kadaster hoeft om deze reden geen transitievergoeding aan werkneemster te betalen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst, zonder inachtneming van de opzegtermijn, met ingang van 19 september 2025.
