Naar boven ↑

Rechtspraak

eiser/gedaagde
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8159
De kantonrechter oordeelt dat de samenwerking tussen partijen geen arbeidsovereenkomst betreft maar een maatschapsovereenkomst

Feiten

Op 20 januari hebben partijen een overeenkomst gesloten die zij een maatschapsovereenkomst noemen. Eiser (A) stond ten tijde van het sluiten van de overeenkomst ingeschreven als zelfstandig koerier in het handelsregister. Gedaagde (X), een van de maten van de vennootschap, heeft een magazijn in de maatschap gebracht. De maten gebruiken het magazijn voor hun werkzaamheden. A heeft bij aanvang van de overeenkomst een bus gehuurd van X en verrichtte met deze bus bezorgwerkzaamheden in het kader van een opdracht die X heeft binnengehaald. De vergoeding voor A werd wekelijks vastgesteld via een door de maatschap uitgegeven creditfactuur. Op de creditfactuur stonden de vergoeding voor gereden routes en de daarop in mindering gebrachte kosten (waaronder de huur van de bus, de 2%-opslag en andere bijdragen). Het rekeningnummer van de maatschap stond onderaan vermeld. Bij brief van 11 maart 2025 heeft de maatschap de overeenkomst tussen partijen ontbonden. In de brief staat dat de samenwerking wordt ontbonden omdat er geen wederzijdse klik aanwezig was en deze er waarschijnlijk ook niet zou gaan komen. A verzoekt om de maatschap te veroordelen om hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden en tot nakoming van de overeenkomst. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij voor de maatschap werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. Nu de maatschap die arbeidsovereenkomst zonder de vereiste toestemming heeft opgezegd is zij gehouden het salaris door te betalen en A toe te laten tot het werk.

Oordeel

De kantonrechter heeft in zijn oordeel eerst vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen en hoe zij in de praktijk uitvoering hebben gegeven aan hun afspraken. Vervolgens heeft de kantonrechter beoordeeld of de samenwerking meer aansluit bij de kenmerken van een arbeidsovereenkomst of bij die van een maatschapsovereenkomst. Tussen partijen is op 20 januari 2025 een overeenkomst gesloten gericht op het voor gezamenlijke rekening verzorgen van vervoersdiensten. Partijen hebben zich op basis van deze overeenkomst tot de Kamer van Koophandel gewend om A als maat te laten inschrijven. De samenwerking is vormgegeven als een gezamenlijke onderneming, waarbij iedere maat een eigen bus zou inbrengen en op zelfstandige basis werkzaamheden zou verrichten. Conform een artikel uit de maatschapsovereenkomst werd A vergoed voor de waarde van het ingebrachte werk, waarbij in de creditfacturen de huurkosten van de bus en andere kosten in mindering werden gebracht. Als onweersproken is bovendien vast komen te staan dat A zelf verantwoordelijk was voor de afdracht van inkomstenbelasting, terwijl de btw centraal via de maatschap werd verrekend.
Vervolgens wordt de samenwerking beoordeeld aan de hand van de gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest, waaruit volgt dat de samenwerking tussen partijen niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Doorslaggevend is dat een gezagsverhouding ontbreekt. A kon immers zelf bepalen of hij routes aannam en had vrijheid in de wijze van uitvoering. Daar komt bij dat hij ondernemersrisico droeg, zoals het risico van geen inkomsten bij geen werk, de kosten van brandstof, bus en bijdragen en aansprakelijkheid bij schade. Ook de inschrijving van A bij de KvK als zelfstandig ondernemer en de wijze van betaling – namelijk via creditfacturen zonder loonstroken, inhoudingen van loonbelasting of afdracht van sociale premies – zijn juist kenmerkend voor zelfstandigheid. Deze omstandigheden wijzen niet op een arbeidsrelatie maar bevestigen dat sprake was van ondernemerschap. Daarentegen sluit de rechtsverhouding wel aan bij de kenmerken van een maatschap in de zin van artikel 7A:1655 BW. Partijen hebben iets in gemeenschap gebracht (arbeid, bus, magazijn en kosten), waren gezamenlijk gericht op het behalen van voordeel (uitvoering van vervoersopdrachten) en verdeelden opbrengsten en lasten naar rato van de inbreng. Er was sprake van een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en een gemeenschappelijk doel, waarbij risico’s gezamenlijk werden gedragen. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat de rechtsverhouding tussen partijen niet kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, maar als een maatschapsovereenkomst.