Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/IQBS Solution B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 1 september 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:5110
Vlak voor einde wachttijd wegens twee jaar arbeidsongeschiktheid ontstaat er een verstoorde arbeidsverhouding. Geen recht op een billijke vergoeding en het loon in de periode tussen einde wachttijd en ontbindingsdatum.

Feiten

Werknemer is op 5 september 2022 in dienst getreden bij iQBS Solutions B.V. (hierna: iQBS) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Sinds 1 april 2023 heeft hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een loon van € 3.300 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Op 20 april 2023 heeft werknemer zich ziekgemeld. Vanaf augustus 2024 is hij gere-integreerd in eigen aangepaste werkzaamheden en heeft er een opbouw plaatsgevonden naar 30-32 uur (op 20 januari 2025). Op 28 januari 2025 heeft werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Op 30 januari 2025 is er sprake van een volledige ziekmelding. Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft in het kader van de WIA-aanvraag onderzocht of iQBS genoeg heeft gedaan om werknemer te re-integreren. In het arbeidsdeskundig rapport van 16 april 2025 is geconcludeerd dat dat het geval is. IQBS heeft werknemer in april 2025 voorgesteld om de arbeidsovereenkomst te beëindigen omdat hij (bijna) 104 weken arbeidsongeschiktheid was. Werknemer is niet akkoord gegaan met de voorgestelde vso omdat volgens hem iQBS als werkgever ernstig tekortgeschoten is en hij daardoor een aanzienlijke schade lijdt. Met ingang van 20 april 2025 heeft iQBS na 104 weken arbeidsongeschiktheid de loondoorbetaling gestopt. Op 22 april 2025 heeft het UWV werknemer vanaf 17 april 2025 een voorschot toegekend op een WIA-uitkering. Op 28 april 2025 heeft werknemer zich volledig hersteld gemeld bij iQBS. Bij besluit van 18 juli 2025 heeft het UWV werknemer medegedeeld dat hij vanaf 17 april 2025 geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij niet meer arbeidsongeschikt is. Het toegekende voorschot wordt beëindigd op 17 april 2025. IQBS verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden omdat de arbeidsrelatie tijdens de afwikkeling van het dienstverband in een korte tijd op onherstelbare wijze verstoord is geraakt. Werknemer vindt dat het verzoek van iQBS moet worden afgewezen omdat de verstoring volgens hem volledig is toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van iQBS en verzoekt een billijke vergoeding van € 99.936 bruto en een immateriële schadevergoeding van € 30.000.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat er een redelijke grond is voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat er kort voor het einde van de wachttijd tussen partijen spanningen zijn ontstaan over de afwikkeling van het dienstverband. Werknemer beschuldigt iQBS van vervalsing, samenzwering, manipulatie, intimidatie en actieve tegenwerking en zegt dat hij aangifte gaat doen tegen iQBS wegens valsheid in geschrifte. De verwijten die werknemer iQBS maakt, zijn ernstig en het is iQBS, die meent dat die verwijten zijn gebaseerd op subjectieve interpretaties, speculatieve aannames en feitelijke onjuistheden, niet gelukt om de situatie te de-escaleren. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam aannemelijk dat deze arbeidsrelatie geen vruchtbare toekomst meer heeft. De arbeidsovereenkomst eindigt per 1 oktober 2025. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer recht heeft op de wettelijke transitievergoeding. Ten aanzien van het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding kan de kantonrechter de ernstige verwijten die werknemer iQBS maakt niet goed plaatsen. Een billijke vergoeding kan alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van iQBS. Daarvan is niet gebleken. De kantonrechter begrijpt dat iQBS voor de loonvordering een beroep doet op de tenzij-bepaling van artikel 7:628 BW. Dit beroep slaagt. De stelling van iQBS dat werknemer niet bereid/beschikbaar was om werkzaamheden te verrichten, is voldoende komen vast te staan. IQBS hoeft het achterstallige loon niet te betalen. Het verzoek van werknemer om een voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen voor de duur van procedure. De procedure komt echter tot een einde met het oordeel dat de loonvordering niet wordt toegewezen.