Rechtspraak
Feiten
Werkneemster is sinds 6 december 1993 in dienst van Hoad Holding B.V. (hierna: werkgever) als secretaresse en personeelsfunctionaris, met een maandloon van € 6.540,67 bruto op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst van 32 uur per week. Er is een geschil tussen partijen over een vermeend belang van 25% van de aandelen in Hoad dat toekomt aan werkneemster. Naar aanleiding daarvan heeft werkgever werkneemster per brief van 28 juni 2023 medegedeeld dat de samenwerking niet meer vruchtbaar is en haar vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris, waarbij het salaris echter werd gekort tot 80%. Werkneemster heeft daarop aangegeven zich onveilig te voelen op de werkvloer en zich beschikbaar gehouden voor werk, maar heeft zich later ziek gemeld vanwege een onwerkbare situatie. Er is een mediationtraject gestart dat eindigde zonder resultaat. Werkgever heeft werkneemster opgeroepen haar werkzaamheden te hervatten, maar heeft vervolgens de salarisbetaling gestaakt toen zij niet kwam werken. Werkneemster heeft daarop een deskundigenoordeel van het UWV aangevraagd en is door de bedrijfsarts arbeidsongeschikt verklaard als gevolg van een verstoorde arbeidsverhouding. Werkneemster vordert betaling van het volledige salaris vanaf juni 2023, omdat zij stelt recht te hebben op 100% loonbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid en omdat het salaris onrechtmatig is gekort.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever moet het achterstallige salaris over juni 2023 tot en met december 2023 volledig betalen, omdat de korting niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter gaat uit van een 32-urige werkweek zoals overeengekomen. Vanaf november 2023 is werkneemster arbeidsongeschikt en heeft zij recht op volledige doorbetaling van haar salaris op grond van artikel 7:629 BW, mede vanwege het ontbreken van tegenbewijs door werkgever en de lopende aanvraag van een deskundigenoordeel.
